het wel gewenst en noodzakelijk is teeltteheer- sende maatregelen, welke een uitbreiding van de produktie aan banden leggen, te handhaven. De teeltregeling voor siergewassen heeft in het verleden zeker grote betekenis gehad, met name in een periode toen slechts voor een beperkte hoe veelheid een lonende afzet kon worden gevonden, toen grenzen voor onze kleurige en geurige pro- dukten gesloten werden of hoge invoerrechten werden geheven. Nu het met de uitvoer van sierteeltprodukten heel wat beter gaat, is een levendige handel in teeltvergunningen ontstaan, hetgeen een kosten verhogende factor vormde. Bovendien konden jonge ondernemers maar moeilijk hun vleugels uitslaan omdat het areaal verdeeld was. Nadat het vorig jaar reeds van verschillende zijden tegen handhaving van het teeltrecht was ge ageerd en ook de minister van Landbouw zich voor afschaffing had uitgesproken, mag worden ver wacht dat de teeltbeheersing in de bloemisterij per 31 december 1966 wordt opgeheven. Het is te hopen dat de produktie zich straks niet ongebreideld zal gaan uitbreiden, want dat zou wel eens catastrofale gevolgen voor het prijspeil kunnen hebben. Het Produktschap voor Siergewas sen heeft daarom ook nog weer eens met klem bij de minister aangedrongen alles in het werk te stel len de nog door buitenlandse maatregelen bestaan de belemmeringen voor de export van bloemen en planten binnen Europa te doen verdwijnen. Overigens houdt de opheffing van de teeltbe heersing niet in dat ieder maar bloemen voor de verkoop mag telen. Bloemteler kan men alleen worden als men de vereiste opleiding heeft gevolgd en in het bezit is van een vergunning die het recht geeft bloemen te telen. verandering landbouwstructuur De huidige maatschappelijke ontwikkeling ge kenmerkt door steeds hogere lonen en een snel voortschrijden van de techniek doet in sterke mate zijn invloed gelden op de structuur van onze landbouw. Vooral in het vlak van de arbeid vol trekken zich grote verschuivingen. In de laatste 20 jaar verminderde het aantal be- drijfshoofden van 237.000 tot 185.000, het aantal medewerkende zoons van 110.000 tot 55.000 en het aantal arbeiders van 186.000 tot 70.000. De arbeid wordt steeds meer vervangen door kapitaal: het aantal trekkers steeg in dezelfde pe riode van 25.000 tot ruim 100.000, het aantal melk machines van 4.000 tot 70.000 en het aantal maai dorsers van 1.200 tot 6.500. Deze ontwikkelingen in de landbouw zijn nog in volle gang en zullen zich wellicht, onder de drang van de economische expansie, in een snel tempo voortzetten. De directeur-generaal van de Landbouw, ir. Wel len, verwacht dat in de toekomst nog hooguit 80.000 tot 100.000 ondernemers in de Nederlandse land- en tuinbouw een redelijk bestaan kunnen vinden. Een groot aantal ondernemers in de land- en tuinbouw zal dus op de duur hun bedrijf moeten beëindigen. Gelukkig bestaan in ons land mogelijk heden om het bedrijf vervroegd te beëindigen of om af te vloeien naar andere sectoren in de eco nomie. Enkele tienduizenden ondernemers in de land bouw zullen het volgens ir. Wellen nog wel een jaar of tien tot vijftien kunnen redden door niet verder te investeren en te trachten het bedrijf met eigen krachten te runnen tot zij 65 jaar zijn. Deze categorie zal men dus moeten zoeken in de groep van 45 - 65-jarigen. Maar voor de structurele her vorming van de land- en tuinbouw zijn zij in wezen een sta-in-de-weg. De verdere afvloeiing betekent: nog minder mensen en nog meer machines. Maar ook meer en grotere investeringen voor onze boeren en tuinders met alle financiële problemen en zorgen van dien. Hierbij is een verantwoorde investeringspolitiek een zaak van de eerste orde. éénmansbedrijven Ondanks de daling van het aantal ondernemers blijft de produktie in ons land op peil of breidt zich zelfs nog uit. Op de 185.000 bedrijven zijn er 55.000 medewer- 194

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 8