kroniek van land- en tuinbouw
modern tuinbouwbedrijf stelt hoge eisen aan ondernemer
schap;
havenplan Rotterdam bedreigt Westland als welvarend
tuinbouwgebied;
teeltbeheersing in bloemisterij wordt opgeheven;
structurele hervorming gaat door, in toekomst minder dan
100.000 bedrijven;
sociaal probleem van eenzaam man op éénmansbedrijf.
De Nederlandse tuinbouw ontwikkelt zich de
laatste jaren tot een steeds belangrijker wordende
bedrijfstak. Vooral dank zij de vakbekwaamheid,
ijver en toewijding van de tuinder neemt deze sec
tor van het agrarische bedrijfsleven een sterke
concurrentiepositie in. De produktie vertoonde in
afscheid D.W. Doude van Troostwijk
Op 30 juni jl. heeft de heer Doude van Troost
wijk na een meer dan 40-jarig dienstverband zijn
functie bij de Centrale Bank neergelegd wegens
het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
Zijn verdiensten voor onze organisatie zijn ter ge
legenheid van zijn jubileum in januari 1965 duide
lijk aan de dag gekomen.
Er is toen gebleken hoe groot alom in den lande
de waardering is voor zijn deskundigheid en zijn
toewijding en hoeveel goede vrienden en relaties
hij heeft in eigen kring en daarbuiten.
Een aantal van hen die de heer Doude van
Troostwijk in zijn werk na hebben gestaan, hebben
zich op 5 juli met hem en mevrouw Doude van
Troostwijk verenigd aan een gezellige lunch in
Restaurant „Den Hommel". Er zijn daar over en
weer goede woorden gesproken. Het afscheid vol
trok zich op deze wijze in de sfeer, die de heer
Doude van Troostwijk het best ligt; dat is een sfeer
van hartelijke eenvoud.
Op deze plaats willen wij onze scheidende vriend
en medewerker gaarne met zijn gezin nog vele
goede jaren toewensen.
10 jaar tijds een stijging van 800 miljoen naar 2
miljard gulden. Een prestatie waarop men trots kan
zijn en een bewijs dat deze bedrijfstak, ondanks
tegenslagen, voldoende levenskrachtig is om zich
aan wijzigende omstandigheden aan te passen.
Waar de arbeid en de grond slechts beperkt be
schikbaar zijn, berust de ontplooiing van de tuin
bouw vooral op het ondernemerschap. Met name
is daarbij de vraag bepalend in hoeverre een zo
gunstig mogelijke verhouding kan worden verkre
gen tussen de kosten en de opbrengsten. De al
gemene stijging van het kostenpeil heeft de indivi
duele tuinder niet in de hand; om zijn bedrijf in
stand te kunnen houden en aan te kunnen passen
aan het stijgend loonpeil moet hij zelfs zware in
vesteringen verrichten. Hij moet daarbij trachten
de kg opbrengsten te verhogen en door middel van
kwaliteitsverbetering hogere prijzen voor zijn pro-
dukten te ontvangen.
Wanneer men daarbij bedenkt dat de algemene
welvaartsontwikkeling ook een snelle ontwikkeling
van de levensbehoeften van het tuindersgezin
mede brengt dan is het duidelijk dat steeds ho
gere eisen worden gesteld aan het ondernemer
schap van de moderne tuinder. Helaas moet daar
bij worden geconstateerd dat toch de inkomens
ontwikkeling van de tuinders zich in ongunstige zin
onderscheidt van overig Nederland. Ondanks bo
vengenoemde produktiestijging laten vooral de be-
drijfsuitkomsten van de tuinbouw onder glas de
laatste jaren nogal wat te wensen over. De ge
middelde rentabiliteit is gedaald en een toenemend
aantal bedrijven is zelfs verliesgevend.
ondernemerschap in de tuinbouw
Het was daarom van grote betekenis dat de drie
Centrale Landbouw Organisaties deze maand een
congres hebben gehouden over de vraag wat het
nu in de praktijk betekent dat de tuinder onder
nemer moet zijn. Weliswaar kan hij zich op allerlei
terrein laten adviseren door deskundigen maar de
192