dingen op de geld- en kapitaalmarkt ongetwijfeld evenzeer een rol hebben gespeeld. Wat de beta lingsbalans aangaat, moesten de ramingen even eens in ongunstige zin worden herzien. Terwijl de lopende rekening van de betalingsbalans over 1965 op kasbasis sloot met een tekort van 216 miljoen en op de transactiebasis met een tekort van f 48 miljoen, is de positie van ons land in het buiten landse kapitaalverkeer intussen zodanig achteruit gegaan, dat voor de lopende rekening reeds met een tekort van 400 miljoen rekening wordt ge houden. Neemt men in aanmerking dat het Centraal Plan Bureau oorspronkelijk voor 1966 een over schot van 400 miljoen verwachtte, dan komt die herziene raming neer op een achteruitgang van 800 miljoen. Dat betekent derhalve, dat de be schikbare liquiditeiten ook evenveel geringer zullen zijn dan waarop tevoren was gerekend. ook gemeenten aan banden Wat betreft de bestedingsbeperking der lagere overheid kan worden verwezen naar een schrijven van de ministers van Binnenlandse zaken en van Financiën aan de gemeenten, waarin wordt ver klaard, dat voor de eerstkomende twaalf maanden in begingsel geen leenkapitaal voor nieuwe ge meentelijke investeringen beschikbaar kan worden gesteld. De nieuw te verkrijgen middelen zullen slechts mogen worden aangewend voor de finan ciering van reeds onderhanden werken en voor consolidatie van vlottende schuld. Een dergelijk voorschrift werd er ook in de vorige periode van bestedingsbeperking der jaren 1956 '57 afgekondigd. Anderzijds zullen de gemeenten thans echter op een bedrag van 300 miljoen meer dan tot dusverre voor de financiering van hun inves teringen kunnen rekenen, doordat de minister van Financiën een dergelijk bedrag van de voorin- schrijfrekening (tegoeden van institutionele beleg gers bij het Rijk) voor de lagere overheid afzondert. Dit geschiedt op grond van de overweging, dat het hier gelden betreft, welke in feite uit de gemeen telijke sector voortspruiten, zodat het billijk is, dat deze ook aan de gemeenten zelf ten goede komen. Dat houdt echter tevens de consequentie in, dat het Rijk dan over evenveel minder van de voorin- schrijfrekening zal kunnen beschikken. Intussen heeft de koersdaling op de obligatie- markt zich onverminderd voortgezet onder leiding van de staatsfondsen. Wij verwijzen hiervoor naar onzo maandelijkse koerstabel op pag. 175. Zoals men daarin ziet, hebben de staatsfondsen in mei weer over de gehele linie terrein verloren, waarbij in doorsnee koersverliezen van circa 2 punten wer den geleden. Vergelijkt men de koersstand met die van einde december 1965, dan komt men onder de indruk van de zeer grote afmeting die de koers val heeft aangenomen. Zo liep de eerste 5%% lening Nederland 1965 terug van 97% tot 89% of met bijna 8 pun ten en zakte de 31/2 Staffellening in van 77 tot 71%. Het spiegelbeeld vindt men in de sterk ge stegen rendementen, die voor de staatsleningen bij de intrede van de maand juni overwegend de 6% overschrijden bij gemiddelde looptijden tus sen tien en vijftien jaar. Voor enkele leningen van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten gaat het effectieve rendement reeds de 7 te boven, ter wijl er bij de industriële leningen reeds rendemen ten van 7% a 7% voorkomen. Zo kan het effectieve rendement van de 5% lening K.L.M. 1960 reeds op 7,47% worden becijferd en dat van de 5% lening Blydenstein-Willink op 7,71%. En voor enkele buitenlandse guldensleningen komt het rendement nog iets hoger uit. eerste 7 lening der B.N.G. Geheel in overeenstemming met de geschetste gang van zaken heeft de Bank voor Nederlandsche Gemeenten de inschrijving opengesteld per 17 juni op een 7% obligatielening tot een bedrag van 100 miljoen tegen een koers van 991/2 De storting hiervoor moet plaats hebben op 18 juli a.s. De normale aflossing vangt aan in 1972 en zal ge schieden in twintig gelijke jaarlijkse termijnen. Vervroegde aflossing is pas na tien jaar toege staan. Op basis van de jaarcoupon komt het rende ment uit op 7,057 Zoals men weet, zijn hieraan reeds twee 7 emissies van ziekenhuizen tegen 99 voorafgegaan, die het, ondanks de beperkte bedragen die daarmee gemoeid waren, niet tot een volledige intekening konden brengen. Zoals ge- 172

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 42