waren daar soortgelijke ontwikkelingen als in
Nederland. Dat beïnvloedt onze afzetmogelijkheden
in gunstige zin. Wanneer we bovendien de hulp
aan de ontwikkelingslanden en het conjuncturele
beleid in de Verenigde Staten in aanmerking
nemen, lijkt de verwachting van een voortgezette
economische groei op langere termijn gewettigd,
gemeten aan het reële inkomen per hoofd van de
bevolking.
Dit betekent niet dat zich geen problemen zullen
voordoen. De structuurverschuiving zal zich verder
manifesteren. Voor de structuur van de Neder
landse volkshuishouding zal dit vermoedelijk be
tekenen, dat het percentage van de beroepsbe
volking, dat in de agrarische sector werkzaam is,
een voortgezette daling te zien zal geven en dat
het percentage van de beroepsbevolking dat werk
zaam is in de dienstensector verder zal stijgen.
Naarmate het inkomen per hoofd van de bevolking
stijgt, daalt relatief de belangrijkheid van de agra
rische sector. Het aantal in de landbouw werk
zame personen is van 1942 tot 1960 gedaald van
17 tot 11 procent! Thans bedraagt het misschien
nog maar 10 procent.
Prof. De Roos meende, dat kan worden aange
nomen, dat de structuurverandering evenals in het
verleden door het proces van economische expan
sie zeer zal worden vergemakkelijkt. De ontwikke
ling zal vermoedelijk tevens een verdere schaal
vergroting te zien geven, die mechanisering moge
lijk maakt. De plaatsvindende fusies en de sluiting
van minder rendabele bedrijven kunnen als een
uitvloeisel van de schaalvergroting worden gezien.
Dit proces is nog versterkt door de snelle kosten
stijging van de laatste jaren. Door de schaalver
groting in de industrie en in de sector van de
dienstverlening worden uiteraard de ondernemers
kwaliteiten steeds belangrijker. Ongetwijfeld zullen
we te maken krijgen met aanpassingsmoeilijk
heden, maar veel hangt hierbij af van de mate,
waarin de export zich uitbreidt. We zijn hierbij
afhankelijk van andere landen, maar ook van ons
eigen kosten- en prijspeil.
Dat laatste baart enige zorg. De perspec
tieven op korte termijn lijken iets minder gunstig.
Het proces van inflatie dat zich overal in West-
Europa voordoet en dat Nederland niet onberoerd
heeft gelaten, bedreigt op het ogenblik onze huis
houding. De Nederlandse concurrentiepositie wordt
zowel door een bestedingsinflatie als door een
kosteninflatie benadeeld. Voor de economische
groei is dat een ernstige zaak, omdat juist de ex
port voor onze volkshuishouding van groot ge
wicht is.
Bestedingsinflatie en kosteninflatie die in theorie
goed te onderscheiden zijn, gaan in werkelijkheid
altijd hand in hand. De Nederlandsche Bank houdt
zich bezig met de bestrijding van de bestedings
inflatie in de particuliere sector, dat wil zeggen in
de consumptieve sfeer, in de sfeer van de inves
teringsuitgaven. Zij heeft daarvoor een aantal
maatregelen genomen o.a. discontoverhoging
die er op gericht zijn de kredietverlening door
het bankwezen in de totaliteit binnen de perken te
houden. Een nevenverschijnsel daarvan is uiter
aard een stijging van de rentevoet. De rente is
thans hoger dan ooit tevoren. Op grond van de
ervaringen in de afgelopen jaren mag men niet
verwachten, dat, als de periode van bestedings
inflatie voorbij is, de rentestand weer tot een laag
niveau zal dalen. Hij zal wel omlaag gaan, maar
uitkomen op een enigszins hoger niveau dan vroe
ger. Ook na de bestedingsinflatie van omstreeks
1950 en 1960 hebben we gezien, dat de rentestand
niet weer tot het oorspronkelijke niveau daalde,
maar telkens op een wat hoger peil kwam. Massa-
psychologische factoren spelen hier een rol, als
mede aanpassing van onze rentestand.
Een zorgelijke zaak noemde prof. De Roos de
overheidsbestedingen. Er bestaat namelijk ook een
bestedingsinflatie in de overheidssector. Op zich
zelf zal een uitbreiding van de collectieve voor
zieningen slechts zonder inflatoire tendenties kun
nen plaatsvinden indien de particuliere bestedingen
door bijvoorbeeld belastingheffing worden terug
gedrongen. Het lijkt dat dit bij het huidige niveau
van belastingheffing niet meer mogelijk is. De in
directe belastingen probeert men door prijsverho
gingen af te wentelen op de kopers. Ook ziet het
er naar uit, dat men probeert verhogingen van de
directe belastingen af te wentelen, namelijk
door hogere inkomsten te eisen. Daarmee gaan
166