enkele aspecten
van de financiering
van vast goed
behorende tot een
landbouwbedrijf
Causerie gehouden door Jhr. mr. 1. C. Greven ter
gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de Coöpe
ratieve Boerenleenbank ,,Uithuizermeeden" op 26
april 1966.
Toen 10 jaar geleden ter gelegenheid van het
50-jarig bestaan van de Boerenleenbank Uithuizer-
meeden uw voorzitter van de raad van toezicht, de
heerWijk,een boeiende verhandeling hield over het
landbouwkrediet in Groningen zoals dat plaatsvond
lang voor de oprichting van uw bank, belichtte hij
ook de na-Napoleontische toestanden op dit ge
bied. Daarbij bleek dat de kredietmogelijkheden
van die tijd dikwijls verre van passend waren voor
degene die het krediet nam. Zo belichtte hij de
lijdensweg die volgens de kronieken Marten Dou-
wes Teenstra moest gaan toen hij een boerderij
kocht omstreeks 1820, waarbij hij driekwart van de
koopsom moest lenen bij familie. Behalve over de
rente werd er over de verdere voorwaarden niet
gesproken en Teenstra wist dus niet voor hoe lang
het geld te zijner beschikking stond.
Een van de belangrijkste dingen die een krediet
passend doen zijn voor degene die het aangaat, is
dat de looptijd van de lening afgestemd is op de
duur van het object dat er mee wordt gefinancierd.
Houdt men deze regel niet in het oog dan kan men
vastlopen. Teenstra liep vast. Want zijn familie had
het geld op een gegeven moment zelf nodig en
vroeg het hem terug. Teenstra beschrijft dit in zijn
.Afscheid van mijne vrienden":
,,Wij kochten land in dure tijden
Een huis wierd op dat land gebouwd,
Dit was de oorsprong van ons lijden
Die tijd heeft de onheil ons gebrouwd
Een ton wierd ruim,
waarvan wij een vierde zelf bezaten
Besteed, 't restant beleend en onbetaald gelaten"
Toen 6 jaar na het verstrekken van de lening het
geld werd teruggevraagd, konTeenstra hieraan niet
voldoen. De boerderij met ongeveer 100 ha land
werd verkocht voor 21.000,
Teenstra was niet het enige slachtoffer. Vele
landbouwers verkeerden in die tijden van slechte
conjunctuur in dezelfde positie. De deurwaarder
had veel te doen.
Daar men de financieringsfout herkende, zijn po
gingen ondernomen financieringsbronnen te vinden
waaraan die fout niet kleefde. In 1824 werd in Gro
ningen de Maatschappij van landeigenaren en vast-
beklemde Meiers opgericht. Het initiatief hiertoe
werd genomen door Koning Willem I, één van de
Oranjes die om zijn grote economische belangstel
ling in onze geschiedenis bekend zal blijven en tij
dens wiens regering en voor een goed deel onder
zijn persoonlijke invloed, de Nederlandsche Bank,
de Nederlandsche Handelmaatschappij en de Al
gemene Maatschappij tot bevordering der volksvlijt
tot stand zijn gekomen.
De Maatschappij van landeigenaren is van regio
nale betekenis gebleven, maar zij heeft veel goed
werk verricht tijdens haar bestaan tot 1878. Zij be
oogde hypothecaire leningen te verstrekken aan de
deelnemende landbouwers onder gunstige voor
waarden. De belangrijkste hiervan was dat het ver
strekte kapitaal niet kon worden opgezegd. Het
geld werd verkregen door uitgifte van pandbrieven.
Het is in feite één der oudste hypotheekbanken in
ons land.
Wie er meer van wil weten moge ik verwijzen naar
de bijzonder lezenswaardige verhandeling van Jhr.
dr. P. J. van Winter, in 1949 uitgegeven onder de
titel „Een Vergeten schepping van Koning Willem
I". Uitvoerig wordt de geschiedenis van deze maat
schappij daarin beschreven.
de raiffeisenbanken
De boerenleenbanken, tegenwoordig raiffeisen
banken geheten, zijn eerst veel later opgericht. De
eerste verschenen in Groningen omstreeks het be
gin van deze eeuw. De bank in Uithuizermeeden
was de eerste, opgericht in 1906. De initiatiefnemer
hiertoe en motor was Jan Westerdijk, een man aan
160