spaarresultaten bij de verschillende spaarinstellingen Bedragen x f 1 miljoen Spaarverschil Spaartegoed 30 april jan. t/m april bedrag bedrag 1966 Raiffeisenbanken Utrecht Boerenleenbanken Eindhoven Overige landbouwkredietinstellingen Rijkspostspaarbank Algemene spaarbanken Handelsbanken incl. gelieerde spaarbanken Totaal 200,1 205,3 161,0 156,2 11,7 12,8 110,6 111,9 317,0 293,3 5,2 —11,0 4,8 0,8 1.1 0,1 13,1 15,9 36,5 1,3 23,7 - 37,8 - 25,5 - 19,2 22,9 74,1 - 58,7 27,4 40,6 9,2 4.875,9 23,8 38,9 8,8 3.150,9 15,4 2,2 0,5 196,5 1,0 31,1 7,1 4.240,9 20,7 163,4 37,2 5.277.6 25,8 163,7 37,2 2.734,6 13,3 439,9 100,0 20.476,4 100,0 1965 Raiffeisenbanken Utrecht Boerenleenbanken Eindhoven Overige landbouwkredietinstellingen Rijkspostspaarbank Algemene spaarbanken Handelsbanken incl. gelieerde spaarbanken 189,7 172,7 17,0 13,1 137,9 122,0 15,9 1,1 11,9 11,0 0,9 1,7 114,4 102,6 11,8 4,1 266,3 239,7 26,6 2,3 8,5 31,4 Totaal 36,9 25,2 1,9 36,5 69,0 44,1 10,7 13,7 +213,6 66,4 16,0 4.363,1 23,6 63,2 15,2 2.837,1 15,4 0,7 0,2 183,3 1,0 63,7 15,3 3.943,7 21,4 143,2 34,4 4.725,5 25,6 80,4 19,3 2.398,0 13,0 416,2 100,0 18.450,7 100,0 kanttekeningen bij de cijfers Zoals ook in voorgaande jaren het geval was, ondergingen de toevertrouwde gelden in de afgelopen maand april een vermindering. De ontsparing was bijna even groot als de afname van de credit-saldi in lopende rekening, namelijk respectievelijk 11,0 en 11,1 miljoen. Vorig jaar bedroeg de ontsparing f 13,1 miljoen en liepen de creditsaldi in lopende rekening met f 13,3 miljoen terug. De afgelopen maand april vertoonde dus een iets gunstiger beeld dan in 1965. De eigen-kring-financiering onderging een uitbreiding van f 58,5 miljoen tegen f 41,1 miljoen in april 1965. Geaccumuleerd waren de mutaties voor de maanden januari tot en met april als volgt: Toevertrouwde gelden Uitzettingen in a eigen kring 1963 f 120,0 miljoen f 95,8 miljoen 1964 f 21,3 miljoen f 197,0 miljoen 1965 f 48,5 miljoen f 112,9 miljoen 1966 f 44,7 miljoen f 184,3 miljoen Het maandelijks overzicht van de spaargegevens van ver schillende instellingen in ons land heeft een gedaanteveran dering ondergaan en is nu ook geheel compleet gemaakt met de gegevens van alle handelsbanken (voorheen alleen de representatieve groep handelsbanken) en de niet-georga- niseerde landbouwkredietbanken. Als gevolg hiervan is het aandeel van de verschillende groepen instellingen in het totaal van de tegoeden en spaaroverschotten nu zuiverder te berekenen. Uit de cijfers van het overzicht blijkt, dat in de eerste vier maanden van dit jaar het spaaroverschot in zijn geheel ho ger ligt dan in de overeenkomstige periode van 1965. Dit is in overwegende mate het gevolg van een sterke toe neming van de spaartegoeden bij de handelsbanken. Bij de Utrechtse en Eindhovense organisaties en bij de R.P.S. bleef tet spaaroverschot duidelijk ten achter bij dat van dezelfde periode van vorig jaar. Wat onze organisatie betreft, kan worden vastgesteld, dat vooral bij de platte- landsbanken de groei verminderde. Dat het aandeel van onze organisatie in het totaal van de spaartegoeden bij vergelijking van de standen per 30 april 1965 en 30 april 1966 niettemin een stijging vertoont, name lijk van 23,6 tot 23,8 vindt zijn verklaring in de rela tief gunstige spaargeldaanwas in sommige maanden van 1965. De voorlopige uitkomsten over mei vertonen voor onze or ganisatie een soortgelijk beeld als dat van de afgelopen maanden Het spaaroverschot in deze maand bedroeg f 25,5 miljoen tegen f 36,9 miljoen in mei 1965. 159

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 29