nieuwe spanningen
Sprekende over het verloop in de eerste vier
maanden van 1966 stelde hij vast, dat in deze pe
riode 40,7 miljoen aan spaargelden is verkregen,
tegen over de eerste vier maanden van 1965 een
bedrag van 66,4 miljoen. Het totaal van de aan
was van de aan onze organisatie toevertrouwde
middelen was over de eerste vier maanden van
1966 44,9 miljoen tegenover 48,5 miljoen in de
zelfde periode van 1965. De toeneming van het in
eigen kring uitstaande bedrag aan voorschotten en
kredieten bedroeg als men rekening houdt met
de aflossingen in de eerste vier maanden van
1966: 188,2 miljoen tegenover 113,4 miljoen in
dezelfde periode van 1965. Hiermede heeft de voor-
schot- en kredietverlening in de eerste vier maan
den van dit jaar een peil bereikt dat haast even
hoog is als dat van de eerste vier maanden van
1964. De toeneming van de toevertrouwde midde
len, hoewel lager dan in 1965, was echter hoger
dan in dezelfde periode van 1964. Uit deze ontwik
keling kan men zien, dat vooral door de toeneming
van de uitzettingen de spanningen weer wat ver
groot dreigen te worden. Daaruit behoeven geen
bijzondere maatregelen voort te komen wanneer al
thans de spanningen niet nog groter worden. Die
ontwikkeling wijst er overigens wel op dat ook in
het beleid van de aangesloten banken matiging bij
de voorschot- en kredietverlening nog zeer gebo
den is.
dispensatieregeling
Zonder beraadslaging verklaarde de Algemene
Vergadering zich akkoord met de dispensatierege
ling 1965, nadat dr. Verhage hierop een korte toe
lichting had gegeven. Hij zette uiteen, dat de rege
ling op 20 juli 1964 verscherpt moest worden om
de financiering van de eigen kring niet in ernstig
gevaar te brengen. Het Bestuur had echter het
voornemen om, zodra de omstandigheden dit zou
den toestaan, de dispensatieregeling weer te ver
ruimen. In 1965 kon van een herstel van evenwicht
tussen de voorschot- en kredietverlening en de
aanwas van toevertrouwde middelen worden ge
sproken. Desondanks bleef matiging bij de uitbrei
ding van de voorschot- en kredietverlening niet al
leen met het oog op de kredietbeperkende maat
regelen van de Nederlandsche Bank, maar ook in
het belang van de financiering van de eigen kring
geboden. De ontwikkeling in de eerste vier maan
den van dit jaar onderstreept dit nog eens. Toch
meende het Bestuur met ingang van 1 november
I965 de dispensatieregeling te kunnen verzachten
en wel door het gelijkstellen van agrarische en niet-
agrarische financieringen en het verlagen van de
aflossingsbedragen. Het Bestuur kan van de ge
stelde regelen altijd ontheffing verlenen, waarbij
het moet beoordelen of deze ontheffing niet in
strijd is met de belangen van de organisatie.
Van harte hoopt het Bestuur, zo verzekerde dr.
Verhage, dat de ontwikkeling in de eerste vier
maanden van 1966 zich niet verder zal verscherpen
en dat het niet opnieuw maatregelen moet treffen.
Het Bestuur vertrouwt dat de besturen van de lo
kale banken ervan doordrongen zullen zijn dat een
zekere matiging bij de voorschot- en kredietver
lening geboden blijft. Hij deed hiertoe een beroep
op de banken, waarbij de voorzitter van de verga
dering zich geheel aansloot,
n.v. raiffeisenhypotheekbank
Bij het voorstel tot goedkeuring van de deelne
ming van de Centrale Bank in het kapitaal van de
op te richten N.V. Raiffeisenhypotheekbank gaf dr.
Verhage opnieuw een toelichting. Hij zette uiteen,
dat het in het verleden niet altijd gemakkelijk was
om aan alle financieringsaanvragen te voldoen,
vooral door de toenemende investering door de
leden van de lokale banken. Er waren lokale ban
ken, die door tekort aan eigen middelen voor deze
uitzettingen een beroep moesten doen op de Cen
trale Bank. Statutair kan de Centrale Bank dit
slechts doen, althans bij de verstrekking van hypo
thecaire leningen aan leden van de aangesloten
banken, voor zover zij zelf middelen op lange ter
mijn kan aantrekken. Het aantrekken van deze mid
delen bij de lokale banken werd ook steeds moei
lijker door de toenemende investeringsdrang. Bo
vendien is het gerechtvaardigd de vraag te stellen
of deze financieringsmethodiek altijd zal kunnen
worden voortgezet.
Hieruit is de gedachte geboren de mogelijk
heid te scheppen om van buiten de organisatie mid-
152