trekking gemaakt worden ten aanzien van de wel vaart in de agrarische bedrijven. Deze spaargelden zijn voor een belangrijk deel van niet-agrariërs af komstig en houden geen verband met de rentabili teit van de agrarische bedrijven. spaarrente In de strijd om de spaargelden is in het algemeen de spaarrente bij onze banken wat verhoogd. Dit wordt voor een belangrijk deel aan de beslissing van de besturen van de aangesloten banken over gelaten. Dr. Verhage geloofde te mogen zeggen dat de versterking van de positie van de Raiffeisenor- ganisatie op de spaargeldmarkt bewijst dat dit be leid, waarbij men zich kan aanpassen aan de ont wikkeling, juist is. In 1965 is het beleid er sterk op gericht geweest om de liquiditeit, die gevolgen ondervond van de enorme stijging van de voorschot- en kredietver lening in 1964. te herstellen. In zijn algemeenheid is de organisatie erin geslaagd de in dit opzicht ge stelde doeleinden te bereiken. De liquiditeiten van de aangesloten banken, die voornamelijk bestaan uit de rekening-courantsaldi bij de Centrale Bank, stegen, uitgedrukt in percentages van de toever trouwde middelen, naar 39,5 op het eind van 1965 tegenover 38,4% ultimo 1964. Hierdoor steeg het depot, dat de aangesloten banken bij de Cen trale Bank aanhouden, tot meer dan 2 miljard gul den eind 1965. Met deze toevertrouwde middelen dient de Centrale Bank dan de liquiditeit van de gehele organisatie te bewaken naast de financie ringen van land- en tuinbouwcoöperaties, die direct door de Centrale Bank plaatsvinden. De gemiddel de vergoede rente voor de hoogrentende tegoeden van de lokale banken, die ongeveer 70% van het totale depot uitmaken, kon ook nu weer niet onaan zienlijk hoger worden gesteld dan in de vorige jaren. kapitaal centrale bank Nadat dr. Verhage had meegedeeld, dat het rap port van de structuurcommissie, die de ontwikke ling binnen onze organisatie opleiding, coördi natie, enz. bestudeert, naar het zich laat aan zien in de loop van dit jaar zal verschijnen en dat daarop samensprekingen tussen de Centrale Bank en de van karakter verschillende lokale banken zal moeten volgen, verklaarde hij dat in 1967 een ver hoging van het aandelenkapitaal noodzakelijk is. De gehele organisatie heeft er groot belang bij dat het aandelenkapitaal van de Centrale Bank, die voor de gehele organisatie op de geld- en kapitaal markt moet opereren, aangepast wordt aan de om vang van het bedrijf. Het Bestuur bestudeert op het ogenblik de voorstellen die te dezen aanzien vol gend jaar aan de Algemene Vergadering zullen worden voorgelegd. Hierbij komt de vraag op, of in een herziening van het aandelenkapitaal het nog juist is om het gehele kapitaal uit volgestorte aan delen te doen bestaan, mede gezien de fiscale be palingen, die voortvloeien uit een te verwachten wijziging van de wet op de Vennootschapsbelas ting. De bepalingen van de statuten geven op het ogenblik aan dat het aandelenkapitaal iedere vijf jaar wordt aangepast krachtens een berekening van de gemiddelde bedrijfsomvang over die afge lopen vijf jaar. Omdat onze ontwikkeling snel gaat, moet de Algemene Vergadering volgend jaar een voorstel verwachten om deze termijn van vijf jaar naar één van drie jaar terug te brengen en dan de berekening van de kapitaaluitbreiding te doen geschieden naar de balanstotalen per het einde van het laatste boekjaar. Wanneer de verwachtin gen over de wijziging van de wet op de Vennoot schapsbelasting uitkomen, zal ernstig overwogen worden om een gedeelte van het nieuwe aandelen kapitaal uit niet-volgestorte aandelen te doen be staan. Ook wanneer dat het geval zal zijn, zal echter de mogelijkheid geopend worden tot vrijwillige vol storting. In dat geval bestaat het voornemen om over het onverplicht volgestorte deel van het kapi taal een hogere rente te vergoeden dan over het verplicht volgestorte deel. De huidige statutaire bepaling, die aangesloten banken die krediet van de Centrale Bank genieten, tot het nemen van extra aandelen verplicht, lijkt het Bestuur ook wat achterhaald. Het voornemen be staat om de Algemene Vergadering voor te stellen deze verplichting af te schaffen. 151

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 21