verminderen tot 6 a 7 procent in de gehele gemeen
schap en 4 a 5 procent in Nederland.
ruimere kapitaalvoorziening noodzakelijk
Een belangrijke uitspraak in dit verband van de
heer Mansholt is wel, dat het voor de landbouw
onmogelijk is de gewenste verbetering van de
produktiviteit te realiseren als de kapitaalvoor
ziening, die daarvoor nodig is, alleen op de vrije
markt kan worden verkregen. Het zal derhalve naar
zijn mening nodig zijn de kapitaalvoorziening op
gemakkelijke voorwaarden te doen geschieden. Hij
meende hier de vinger op een wonde plek te moe
ten leggen. Als we dit niet oplossen, zo zei hij,
kunnen wij ook niet meer spreken over de noodzaak
van vermindering van arbeidskrachten in de land
bouw. We zullen ons in de toekomst moeten bezig
houden met dit zeer belangrijke vraagstuk. De heer
Mansholt merkte in dit verband nog op, dat minis
ter Biesheuvel wel mee wil in de door hem voor
gestane richting.
De financiering van de bedrijfsvoering wordt bij
de huidige prijsontwikkeling steeds meer een knel
punt. Nu de mechanisatie extra zware investeringen
vergt en het loonpeil nog voortdurend stijgt, nu het
landbouwbedrijf steeds kapitaalintensiever wordt,
kunnen velen de touwtjes nog slechts met moeite
aan elkaar knopen. De kapitaalbehoefte wordt
steeds omvangrijker.
probleem bij generatiewisseling
Dit probleem komt levensgroot om de hoek
kijken bij de generatiewisseling. Wanneer men be
denkt welke grote bedragen zijn geïnvesteerd in
grond, gebouwen, inventaris en bedrijfskapitaal dan
is er vaak grote behoefte aan het aantrekken van
kapitaal. Daarbij komt dan dat bij het prijsplafond
van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en bij
stijgende onkosten er slechts weinig rendement
overblijft voor het in grond en gebouwen gestoken
vermogen. Althans veel minder dan overeenkomt
met de huidige hypotheekrente, waarmede elke
boerderij bij aankoop of boedelscheiding in de
regel zwaar wordt belast. Bovendien moet hierbij
worden bedacht, dat door de beroepskeus van
andere kinderen doorgaans veel kapitaal aan de
ouderlijke boerderij wordt onttrokken. Een hoge
rentelast met de daarbij komende liquiditeitsmoei
lijkheden kan dan gemakkelijk leiden tot achterstal
lig onderhoud, ja zelfs tot een achteruitgang in
levensstijl en mede daardoor tot verarming van het
platteland.
Ook in het kader van de door de overheid be
vorderde ontwikkeling en sanering, gericht op be-
drijfsvergroting en kapitaalintensieve bedrijfsinrich
ting, zal voor deze problemen, waarmede de
„blijvers" hebben te worstelen, een oplossing
moeten worden gevonden. Vooral de generatiewis
seling als een jonge enthousiaste en moderne
ondernemer het roer overneemt biedt vaak de
mogelijkheid ingrijpende veranderingen en moder
niseringen door te voeren.
De overheid rekent het zich tot taak deze ont
wikkelingen in de landbouw met voorzieningen te
begeleiden en te steunen. Jaarlijks worden enkele
honderden miljoenen guldens aan structuurpolitiek
in de brede zin des woords besteed. Wanneer in
het kader van dit beleid ook de kapitaalbehoefte
bij generatiewisseling bevredigend kan worden ge
regeld, zal de structurele aanpassing en moderni
sering door minister Biesheuvel kortgeleden niet
ten onrechte geschetst als „agrarische revolutie"
zeker worden bevorderd.
Het blijft echter de vraag op welke wijze men de
financiering van de generatiewisseling zou moeten
verlichten. Hierover wordt tegenwoordlig veel ge
discussieerd. Van de uiteenlopende meningen zul
len wij in een volgend nummer een overzicht geven.
Ook op de uiteenzettingen van dr. Mansholt
komen wij terug. Er is enig misverstand ontstaan
omtrent hetgeen hij bedoeld heeft te zeggen over
de financiering door de landbouwkredietbanken.
107