minus van 216 miljoen tegen een surplus op trans
actiebasis van 48 miljoen. De afwijkende positie
van het Pond Sterling in de beide jaren heeft hierbij
klaarblijkelijk een belangrijke rol gespeeld. Terwijl
de mogelijkheid van een devaluatie in 1964 ertoe
leidde, dat betalingen in Ponden Sterling zoveel
mogelijk werden uitgesteld, zijn die latere betalin-
i gen ten laste van 1965 gekomen, terwijl de nieuwe
verplichtingen wel prompt werden overgemaakt,
toen de verwachtingen inzake een devaluatie vol
komen ongegrond waren gebleken.
belangrijke kredietverlening aan het buitenland
Zoals altijd zijn ook nu weer de gegevens inzake
het kapitaalverkeer bijzonder belangwekkend. In de
eerste plaats trekt het de aandacht, dat het kapi
taalverkeer van de banken een tekort heeft opge
leverd van 527 miljoen tegen nog een overschot
van 21 miljoen in 1964. Dat grote tekort vindt
zijn oorsprong in een omvangrijke kredietverlening
aan het buitenland, terwijl de buitenlandse krediet
verlening in 1964 juist was ingekrompen. Die grotere
kredietverlening is echter gepaard gegaan met een
nog sterkere inkrimping van de buitenlandse liquidi
teiten van het bankwezen, zodat het binnenlandse
liquiditeitenreservoir er in eerste aanleg ongemoeid
door gebleven moet zijn. Dat neemt niet weg, dat
de banken daardoor in mindere mate in staat
respectievelijk geneigd waren liquiditeiten uit
het buitenland naar Nederland over te hevelen, zo
dat indirect toch de rentestijging door een en ander
in de hand is gewerkt. Het tekort van f 230 miljoen,
dat lopende en kapitaalverkeer tezamen in het
vierde kwartaal hebben opgeleverd, is bovendien
nagenoeg geheel en wel tot een bedrag van 221
miljoen ten laste van de netto deviezenvoorraad van
de deviezenbanken gekomen.
effectenverkeer met het buitenland
Wat het particuliere kapitaalverkeer betreft, dit
leverde in het vierde kwartaal van 1965 slechts een
tekort op van 12 miljoen, doch in het jaar 1965
als geheel is uit dien hoofde f 165 miljoen naar
het buitenland gegaan. Daartegenover staat dat de
verkoop van binnenlandse effecten naar het buiten
land nog 448 miljoen heeft opgeleverd, (waarvan
48 mlijoen in het vierde kwartaal) tegen in totaal
slechts 325 miljoen in 1964. Die buitenlandse aan
kopen zullen zich wel in hoofdzaak in de obligatie
sector en met name bij de achtereenvolgende
emissies in het eerste halfjaar hebben afgespeeld.
Daarbij dient men dan anderzijds in aanmerking te
nemen, dat op grote schaal Nederlandse internatio
nale waarden voor buitenlandse rekening op onze
beurs werden verkocht, uit welke hoofde belang
rijke bedragen aan onze kapitaalmarkt werden ont
trokken. Het genoemde bedrag ad 448 miljoen is
derhalve als een saldo tussen de emissiestortingen
en bedoelde buitenlandse aandelenverkopen te zien.
Al met al is het echter wel zeer teleurstellend te
moeten vaststellen, dat lopende en kapitaalverkeer
tezamen in 1965 een tekort hebben gelaten van
714 miljoen, tegen een overschot van f 213 mil
joen in 1964, zodat er in feite van een achteruitgang
van ruim 925 miljoen sprake is. De ontwikkeling
op de Nederlandse kapitaalmarkt moet mede tegen
deze achtergrond worden gezien.
spanningen op de geldmarkt
Op de binnenlandse geldmarkt zijn de spannin
gen in maart nog aanzienlijk toegenomen. Het
duidelijkste weerspiegelt zich dat wel in het feit, dat
de voorschotten in rekening-courant door de
Nederlandsche Bank verstrekt, die van f 244 mil
joen op 7 maart tot slechts 16 miljoen op 28 maart
waren ingekrompen, in de weekstaat afgesloten per
4 april tot het ongekende hoogterekord van 394
miljoen zijn gestegen. Hiervoor moet een debet
rente van 5 namelijk een half procent boven het
officiële disconto dat 41/2 bedraagt, worden be
taald. Dat de banken hiervoor niet terugdeinzen
vindt voor een belangrijk deel zijn verklaring in het
feit, dat het officiële disconto op zulk een laag
niveau werd gestabiliseerd en de algemene rente
stijging niet heeft gevolgd. Daardoor is het krediet
van de Nederlandsche Bank derhalve betrekkelijk
goedkoop gebleven.
Men heeft thans kennelijk met de gevolgen van
een zware ultimo te doen gehad, die o.a. is ver
oorzaakt door aanzienlijke betalingen, die nog voor
de omzetbelasting moesten geschieden. Bovendien
laat de fiscus alle belastingafdrachten steeds meer
119