voortgezette rentestijging Dat de stijging van het rentepeil hier te lande nog steeds niet tot staan is gekomen, blijkt wel uit het feit, dat de koers van de staatsleningen zich in de afgelopen maand nog niet hebben kunnen hand haven. Merendeels is een verdere daling ingetreden, wat dus wijst op een voortgezette stijging van de rente. Dat de koersen onder druk zijn blijven staan, moet worden toegeschreven aan het voortduren van een levendige emissiebedrijvigheid. Zulks te meer, daar deze zich bijna uitsluitend in de risico mijden de sector van de kapitaalmarkt afspeelt en emitten- ten het succes van de achtereenvolgende lening operaties slechts kunnen verzekeren door steeds hogere rendementen te bieden. Onder zulke omstandigheden is het onvermijde lijk, dat de obligatiemarkt als geheel onder druk blijft staan, daar het rendement van de in omloop zijnde leningen zich dan min of meer automatisch aan het gunstiger rendement van de nieuwe lenin gen aanpast. Zoals men in de maandelijkse koerstabel welke aan het einde van dit overzicht is afgedrukt, kan zien, is de 4V2 Staatslening 19601 einde maart tot slechts 861/2 gedaald, of met circa 1% punt ten opzichte van de stand van een maand tevoren. Voor de 21/2 Grootbockobligaties bedroeg het verlies deze maand precies 2 terwijl verder verliezen van een punt of minder kunnen worden vastgesteld, behalve voor de z.g. Staffellening, de 3y2 Staatslening 1947, die verder zakte tot 731/2 ondanks het feit, dat de schatkist verplicht is hiervan dagelijks tegen de 250.000,bij wijze van aflossing ter beurze in te kopen. De steunaankopen die alleen voor deze lening gel den vermogen derhalve de koersdaling niet tegen te houden. hoge rendementen Het effectieve rendement van die staatslening kon einde maart reeds op 5,79 worden becijferd, dat van de Grootboekobligaties kwam precies uit op 6 terwijl het effectieve rendement van de 6% %-lening in 1966, zich bij een koers van 987/i6% op ruim 6,4% stelde. Onnodig te zeggen, dat zij, die op grond van zuivere beleggingsdoel einden hebben ingeschreven, zich van het koersver lies niets behoeven aan te trekken, daar de aflos sing te zijner tijd toch tegen pari zal geschieden. Aan de andere kant zal het echter duidelijk zijn, dat deze ontwikkeling de terughoudendheid bij nieuwe inschrijvingen nog extra vergroot, waardoor dan weer een verdere rentestijging in de hand wordt gewerkt. verrassend resultaat B.N.G.-emissie Een grote verrassing vormde het resultaat van de leningoperatie van de Bank voor Nederlandsche Gemeenten, waarvoor op vrijdag 1 april de inschrij ving was opengesteld. Het betrof hier zoals men weet een 6]/2 25-jarige obligatielening, die tegen 99% tot een minimumbedrag van 100 miljoen werd uitgegeven en waarvoor het recht was voor behouden, het leningbedrag tot maximaal 150 mil joen te verhogen. Op basis van de inschrijvings- koers bedroeg het rendement 6,6 of 0,2 meer dan het rendement van de vorige B.N.G.-lening, die op 25 januari werd uitgegeven met een rentevoet van 6% bij een emissiekoers van 981/2 Op dit punt, evenals ten aanzien van de rentevoet, stemde de lening geheel overeen met die, welke kort te voren door Hoogovens was geëmitteerd. Bij een maximale looptijd van 17 jaar bedraagt de ge- 117

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 19