is een zeer verheugend resultaat, dat ook gunstig afsteekt tegenover de door andere spaarinstel- lingen behaalde overschotten. Vooral de maanden juli tot en met november leverden grote spaar overschotten op. De maand december was in dit opzicht met een ontsparing van f 6,6 miljoen een uitzondering. Voor dit laatste is ongetwijfeld een plausibele verklaring te vinden in de bestedings- drang, die zich in de laatste maanden van het jaar bij de consumenten openbaarde. De kredietverlening door de aangesloten banken had wederom een zeer grote omvang. Zij nam in 1965 toe met 312,5 miljoen. Deze alleszins forse toeneming van de uitzettingen in eigen kring was weliswaar geringer dan in 1964 392,5 miljoen), doch het is hoogst belangrijk, dat, anders dan in 1964 toen de liquiditeitspositie door de al te sterke expansie der uitzettingen verstoord dreigde te raken, het evenwicht in 1965 tussen de middelen en uitzettingen is hervonden. Dit ver schil springt duidelijk in het oog bij een vergelijking tussen de eerste negen maanden van 1964 en de overeenkomstige periode van 1965. In 1964 namen in die periode de uitzettingen in eigen kring met 348,3 miljoen toe, terwijl de toevertrouwde middelen stegen met 277,2 miljoen. Voor de eerste drie kwartalen van 1965 bedroegen deze bedragen respectievelijk 206,4 miljoen en 386,3 miljoen. Dit betere, evenwichtiger beeld is mogelijk geworden door de sterke stijging der toever trouwde middelen in 1965 en, niet in de laatste plaats, door de doorwerking van de verscherping der dispensatieregeling die op 20 juli 1964 werd ingevoerd. Het is goed thans ook achteraf het nut van deze maatregel te mogen constateren. Dank zij dit resultaat kon op 1 november 1965 een nieuwe dispensatieregeling van kracht worden, waardoor de beperkingen gesteld aan de uitbreiding van de kredietverlening binnen onze organisatie minder stringent geworden zijn. Door het op eigen kracht weer in een goede verhouding brengen van middelen en uitzettingen, heeft onze organisatie tevens haar bijdrage geleverd voor het hervinden van het evenwicht op nationaal niveau. Ook in 1966 blijft waakzaamheid op het gebied van de uitzettingen voor onze banken geboden. De beperkingen die de dispensatiegrenzen aan de kredietverlening stellen, zullen voorshands niet verder kunnen worden verminderd. in breedte en diepte Naast het terrein, waarop een organisatie als de onze in haar bedrijf raak- en zelfs wrijfvlakken heeft met de nationale economie, ligt het brede veld, dat als het ware vrije speelruimte laat en waarop men zich naar believen kan ontwikkelen. Aan dit laatste heeft het ook in 1965 niet ontbroken. Door fusie verminderde het aantal aangesloten banken met twaalf. Ook dat is ontwikkeling! Fusie betekende hier het zoeken van nieuwe wegen. Als lid van de organisatie traden toe de ge heel nieuwe opgerichte bank te Vlieland en de bestaande bank te Limmen. Het totale aantal aan gesloten banken bedroeg op het einde van het jaar 674. Er zijn thans rond 1000 vestigingen van onze banken in ons land. In 1965 werden 53 bijkantoren geopend, terwijl 36 nieuwe bankgebouwen werden betrokken. Het aantal leden steeg tot circa 350.000 (vorig jaar 337.500) en het aantal spaarders kan op circa twee miljoen (vorig jaar 1.849.000) gesteld worden. Van de inwoners in ons land heeft bijna een zesde deel een spaarboekje bij een van onze banken! Het kan niet anders, of er is ook in 1965 hard gewerkt in onze organisatie. Grote aandacht is ge schonken aan publiciteit en propaganda. Naar buiten wordt steeds duidelijker het „gezicht" van onze banken getoond. Meer en meer banken gaan ertoe over de publiciteit volgens een jaarplan en een budget te voeren. De centrale publiciteit, die door de Centrale Bank verzorgd wordt en die zich ook in allerlei onderdelen openbaart, is in het kader van de presentatie van onze organisatie niet meer weg te denken. 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 5