totaal slechts over een tegoed van 85 miljoen bij de centrale bank tegen nog 426 miljoen een jaar tevoren. Daarnaast is het tegoed van de schatkist van 562 miljoen tot 394 mil joen teruggelopen. De banken stonden voorts nog bij de Nederlandsche Bank in het krijt voor 121 miljoen tegen slechts 25 miljoen einde 1964. de kredietbeperking Op grond van de overschrijding van het toe gestane kredietvolume moeten de banken ge durende de maandperiode lopende tot 14 ja nuari 1966 in totaal 107 miljoen bij de Neder landsche Bank renteloos aanhouden (het z.g. strafdeposito) tegen een jaar geleden circa 40 miljoen. Maar de overschrijding van het kredietplafond is op zichzelf betrekkelijk gering gebleven. In dit verband brengen wij in herinnering, dat voor de beperking van de kredietverlening nog steeds als basis geldt de gemiddelde stand van de kredietverlening in het eerste halfjaar van 1963. Bij de vaststelling van het percentage, waarmee het toenmalige kredietvolume mag worden overschreden, houdt de Nederlandsche Bank rekening met de groei van het nationale inkomen. In de laatste maanden van het afge lopen jaar heeft de Nederlandsche Bank de teugels van de kredietverlening echter enigs zins laten vieren. Voor de eerste vier maanden van 1965 was telkens een kredietuitzetting van 1 toegestaan ten opzichte van de basis periode, voor mei en juni gold een percentage van een half procent, terwijl voor juli en augus tus geen overschrijding was toegestaan. Maar vervolgens werd voor de periode van september t/m december een gemiddelde overschrijding toegelaten van 6% tegenover 5% voor de overeenkomstige periode van 1964. Deze lichte verruiming berustte op de verwachting van de monetaire instanties, dat de nationale produktie naar hoeveelheid gerekend in 1965 een wat grotere toeneming te zien zal geven dan aanvankelijk was verwacht. Tevens werd rekening gehouden met de seizoenmatige stij ging van de kredietbehoefte in de laatste maanden van het jaar. discontowapen niet gehanteerd Het discontowapen werd in het geheel niet gehanteerd voor de beïnvloeding van de mone taire ontwikkeling. Kon in het binnenland met het instrument van de kredietverlening worden volstaan om het evenwicht te handhaven, het buitenlandse betalingsverkeer bracht, zoals uit de geschetste ontwikkeling voldoende duidelijk is geworden, geen bijzondere problemen met zich mee. Daarbij kwam dan nog, dat door de autonome stijging van de rente op de kapitaal markt reeds meer aantrekkingskracht op bui tenlandse geldmiddelen werd uitgeoefend dan de instanties graag zien. Een verdere disconto verhoging zal ongetwijfeld de buitenlandse ka pitaalimport nog extra hebben gestimuleerd, waardoor het remmende effect dat van de ho gere rentestand op zichzelf uitgaat, zou worden tenietgedaan. Bovendien heeft het bankwezen slechts incidenteel beroep op het krediet van de Nederlandsche Bank gedaan, zodat ook daarin voor de Nederlandsche Bank geen aan leiding kon bestaan om het officiële disconto dat in juni 1964 op 41/2 werd gebracht te verhogen. Klaarblijkelijk worden bankwezen en kredietverlening voldoende binnen de perken gehouden door het systeem, waarbij de ruimte voor de kwantitatieve kredietverlening van maand tot maand wordt vastgesteld. 20

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1966 | | pagina 22