De Afrikaanse ontwikkelingslanden en het landbouwkrediet Van 25 t/m 31 oktober vond te Tunis een bijeenkomst plaats van de C.I.C.A. (Confédération International du Crédit Agricole) ter bestudering van het landbouw krediet in Afrika. De vertegenwoordigers van de dertig deelnemende landen kwamen uit Amerika (de Ver. Staten), Europa (België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Polen, Spanje, Turkije, Zweden en Zwitserland) en Afrika (Algerije, Burundi, Congo, Dahomey, Ethiopië, Ivoorkust Kameroen, Libanon, Lybië, Mali, Marokko, Mauritanië, Niger, Opper-Volta, Tunesië, Senegal, Soedan). Een groot aantal internationale organisaties op landbouwgebied had waarnemers gestuurd. Het doel van de bijeenkomst was, een indruk te krijgen van de stand van het landbouwkre diet in de verschillende Afrikaanse landen, van de methoden die in de verschillende landen worden toegepast om het landbouwkrediet tot ontwikkeling te brengen en van de wegen waarlangs eventueel door hulp van buitenaf dit ontwikkelingsproces kan worden versneld. Het probleem is van enorme omvang. Op 30 miljoen km2 leven 261 miljoen mensen; varië rend van land tot land vindt 70 tot 90 van de actieve bevolking haar bestaan in de landbouw. De welvaart staat en valt dus met het resultaat van de landbouw. Voor een belangrijk deel verkeert deze land bouw nog in een uiterst primitief stadium. Meer dan de helft van alle landbouwers in Afrika produceert nog uitsluitend voor het verbruik van het eigen gezin. Hoewel de totale produktie-omvang in de laatste tien jaren wel is toegenomen, blijft deze toeneming achter bij de groei van de bevol king, zodat de produktie per inwoner vermin dert. (vervolg blz. 361) mige groepen het voorstel een gezaghebbende commissie te benoemen, die bindende uitspra ken kan doen. Ook kan de Centrale Bank haar bemiddeling verlenen. De Centrale Bank kan haar hulp verder aan bieden bij banken, die de bestaande expansie mogelijkheden niet kunnen benutten, omdat daartoe de middelen ontbreken. In deze geval len moeten de desbetreffende banken de ad viezen en met name het rentetadvies van de Centrale Bank opvolgen, aldus de mening van de leden van de discussiegroepen. Op het terrein van nieuwbouw en verbouwing van bankgebouwen krijgen de banken steeds meer behoefte aan een deskundig advies van de zijde van de Centrale Bank. Vrijwel iedere bank heeft in het laatste decennium te maken gehad met eigen bouwplannen of krijgt er in de nabije toekomst mee te maken. De eisen die aan een bankgebouw worden gesteld, zijn vele, waardoor men gemakkelijk enige punten niet in zijn beoordeling van de bouwtekeningen be trekt. Een eigen architect voor de gehele orga nisatie wordt niet wenselijk geacht. Wel werd door sommige groepen de wens te kennen ge geven, dat voor de inrichting van de gebouwen het advies ingewonnen zou kunnen worden van een binnenhuisarchitect. Het vestigingsbeleid speelt bij onze banken zo langzamerhand een gewichtige rol, te mid den van alle andere beleidspunten. Dat bij de realisatie van dat beleid vele aspecten de aan dacht vragen, is ons weer uit de verslagen van de bijeenkomsten van de discussiegroepen ge bleken. De Centrale Bank zal trachten het ves tigingsbeleid van de plaatselijke banken zoveel mogelijk te ondersteunen. 362

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 12