Het vestigingsbeleid
In de zomermaanden hebben enkele honder
den directeuren/kassiers zich tijdens de bijeen
komsten van de discussiegroepen beziggehou
den met de problemen, welke zich voor (kunnen)
doen bij het vestigen van kantoren. Voor vele
banken, welke werkzaam zijn in plaatsen of ge
bieden waar de bevolking niet al te omvangrijk
is en bovendien niet toeneemt dit betreft
vele van onze plattelandsbanken spelen deze
problemen geen rol. Voor de directeuren van
deze banken is een discussie over het vesti
gingsbeleid ogenschijnlijk oninteressant. Toch
gaat langzamerhand, dank zij onze toegenomen
welvaart, het platteland ook weer opleven, voor
al onder invloed van het forensenverkeer. Onze
banken ervaren deze opleving in toenemende
bankactiviteiten en soms ook in het vestigen
van bijkantoren. De banken die van oorsprong
in een stad of in een expansief gebied zijn ge
vestigd, hebben al lang met het vestigingsbeleid
te maken gehad, al wordt dit steeds belang
rijker door de noodzaak om voldoende middelen
aan te trekken.
Dat deze dwang en drang naar expansie met
veel extra werkzaamheden gepaard gaan, is
zonder meer duidelijk. Dit extrawerk en de daar
aan verbonden kosten zouden een motief kun
nen zijn voor de bank zich te houden bij wat
men heeft en zich veel moeite te besparen. De
meeste directeuren/kassiers, die bij de discus
sie aanwezig waren, dachten er anders over:
voor het extrawerk moet men tijdig nieuw per
soneel aantrekken en goed uitgekiende bijkan
toren leveren in de toekomst voldoende reve
nuen om de gemaakte kosten te compenseren.
Enkele factoren die bij het vestigen van een
kantoor onderzocht moeten worden, zijn:
a. goede ligging en gemakkelijke bereikbaar
heid;
b. voldoende parkeergelegenheid;
c. mogelijkheid tot eventuele uitbreiding (ver
bouw) in de toekomst;
d. goede stand.
Nadat een bank meer dan één kantoor heeft
gevestigd, is de vraag welke van de kantoren
het hoofdkantoor zal moeten zijn, meestal geen
probleem. Dit vraagstuk doet zich wel gelden
als het bijkantoor op een belangrijkere plaats
staat dan het hoofdkantoor. In het algemeen
zouden de leden van de discussiegroepen in
dat geval het hoofdkantoor verplaatsen, al leg
gen vaak bijzondere, lokale en historische om
standigheden een te groot gewicht in de schaal
om dit voornemen uit te voeren.
Voorafgaande aan het vestigen van een kan
toor wordt bij de andere spaarinstellingen soms
gebruik gemaakt van een rijdend bijkantoor om
de bewoners alvast aan zich te binden, zodat
het later te openen kantoor met de nodige
cliënten kan starten. Hoewel de meeste direc
teuren van de raiffeisenbanken weliswaar geen
ervaring hebben met dit medium, tonen zij
zich niet enthousiast over een rijdend kantoor.
Bij de keuze, wel of geen bijkantoor (soms
in de vorm van een houten gebouw), stelt vrij
wel iedereen in de organisatie zich op het
standpunt dat een hoofdkantoor met één of
meer bijkantoren (decentralisatie) te prefereren
is boven één groot hoofdkantoor (centralisatie).
Evenals de kruidenier en de bakker moet ook
de bank dichtbij de mensen worden gebracht
voor het bereiken van betere resultaten. De
centralisatie houdt evenwel niet in, dat ook de
administratie gedecentraliseerd moet worden.
Leverden onnauwkeurigheden in de beschrij
ving van het werkgebied van de banken vroeger
in het algemeen geen moeilijkheden op, bij de
huidige groei van dorpen en steden en de ex-
pansiviteit van de banken kan, in geval van el
kaar overlappende werkgebieden, de wenselijk
heid ontstaan onderling tot afspraken te komen.
Het bewerken van een gezamenlijk gebied met
kantoren van verschillende belanghebbende
banken is ongewenst, omdat deze situatie aan
leiding geeft tot veel verwarring bij het publiek.
Het voor gezamenlijke rekening exploiteren van
een kantoor is mogelijk, maar in de praktijk
zien de directeuren hier nogal veel voetangels
liggen. De discussiegroepen zien veel meer in
de bewerking van een dergelijk gebied door één
bank, waarbij zich twee mogelijkheden voordoen
om dit te bereiken. Of één van de banken laat
het betrokken gebied over aan de andere bank,
öf de banken gaan een fusie aan. Om het hier
over in de praktijk eens te worden, doen som-
361