CEA-Amsterdam-1965 ,,Niet door pessimisme, maar door een positieve aanpassing kan het gezins bedrijf in de landbouw zich staande houden". De algemene vergadering van de Confédé- ration Européenne de l'Agriculture (CEA), welke dit jaar in Amsterdam is gehouden, stond in het teken van het gezinsbedrijf in de landbouw. Dat het gezinsbedrijf als centraal-thema werd gekozen, behoeft niet te verwonderen. Immers, enerzijds stuit het huidige gezinsbedrijf vooral de laatste tijd op vele problemen, welke om een oplossing vragen, anderzijds zien we de laatste jaren vormen van landbouwexploitatie ontstaan, die vallen buiten het kader van het gezinsbe drijf. Het is begrijpelijk, dat hierdoor velen in do landbouw zich afvragen of er nog wel een rede lijke toekomst in het gezinsbedrijf zit. Uit de verschillende referaten die op het congres ge houden werden, komt naar voren, dat wanneer het gezinsbedrijf zich positief aanpast aan de veranderde omstandigheden, dit bedrijf zijn levensvatbaarheid niet behoeft te verliezen. Vooral uit het referaat van prof. C. Boon (voorzitter van de Belgische Boerenbond) blijkt, dat de landbouw zelf heel wat doen kan om haar positie (zowel economisch als sociaal) te verbeteren. De landbouw valt een economische en sociale dispariteit ten deel, hetgeen aanlei ding geeft tot ontmoediging. Deze ontmoediging is echter bijzonder schadelijk voor de dynamiek die de landbouwers zelf aan de dag moeten leggen om de dispariteit mee op te heffen. Want deze dispariteit, aldus prof. Boon, vindt voor een goed deel haar oorsprong in omstan digheden die inhaerent zijn aan de gezinsland- bouw zoals deze thans geëxploiteerd wordt. Het zijn juist deze omstandigheden die door de boeren zelf en hun organisaties zo moeten worden omgebogen, dat zij niet langer een na deel vormen. Het afvloeien van arbeid uit de landbouw al leen is niet voldoende om aan de dispariteit een einde te maken. Noodzakelijk is een com plex van technische (combinatie van produktie- factoren) en organisatorische maatregelen (dit laatste i.v.m. bedrijfssamenwerking en samen werking bij de afzet). Ten aanzien van het tech nische aspect merkt prof. Boon op, dat noch het kapitalistische grootbedrijf, noch de collec- tivistische landbouw bewezen heeft efficiënter te zijn dan het gezinsbedrijf. Als concrete maatregelen op het gebied van de bedrijfsstructuur noemt prof. Boon o.a. de mechanisatie, de arbeidsorganisatie en de be- drijfsvergroting. Om de boeren in staat te stel len de nodige investeringen te doen, is een ade quate kredietverlening vereist. Hierbij spelen de coöperatieve landbouwkredietbanken een zeer belangrijke rol, temeer daar de kredietvoor- waarden bij deze banken in de mate van het banktechnisch mogelijke, aan de landbouwtoe- standen worden aangepast. Op het gebied van de bedrijfsstructuur is ook de onderlinge sa menwerking van boeren met betrekking tot de mechanisatie van groot belang. Dit laatste kan verschillende vormen aannemen. Het coöperatieve landbouwbedrijf biedt vol gens prof. Boon geen gunstige perspectieven. Hij ziet een dergelijk bedrijf in de toekomst in een n.v. veranderen, hetgeen in wezen een ver snelde ondergang van het gezinsbedrijf be tekent. Met betrekking tot het op de markt brengen van haar produkten kan de landbouw haar po sitie nog aanmerkelijk verbeteren. Op de markt van landbouwprodukten zien wij twee tegelijk optredende tendenties, nl. de vraag naar gro tere, uniforme hoeveelheden produkt en de vraag naar een meer bewerkt produkt. Door gebrek aan kapitaal en onzekerheid over de af zet hebben vele boeren in West-Europa een verticale integratie aangegaan met de particu liere handel en industrie. Dit heeft niet altijd tot gunstige resultaten voor de boer geleid. Hij raakte zijn zelfstandigheid grotendeels kwijt, terwijl de prijzen niet hoger lagen. Mogelijk vormen de recente tendenties tot vorming van producentenorganisaties hierop een reactie. De landbouw zal aan de veranderende vraag naar haar produkten tegemoet moeten komen. Zij zal zich daarbij zelf actief moeten bezig houden met de verkoop en verwerking van haar 333

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 23