trent de ingeschreven hypotheken bij de ter visielegging. Het bestuur spreekt wel er zijn verwondering over uit dat aan ons nimmer een oproep is gedaan. Ten aanzien van de overbedeling is het be stuur van mening, dat hieromtrent een bespre king moet worden gehouden van welk stand punt er wordt uitgegaan: of de financiering van de overbedeling, die in vele gevallen door de ruilverkaveling zal geschieden op de gehele kavel komt te rusten, of op het gedeelte wat in overbedeling aan het bedrijf wordt toegevoegd. Het kan schadelijk zijn voor een verleende hy potheek." Wij zouden van u gaarne uw gedachten ver nemen omtrent de ter visielegging en de over bedeling. Antwoord: Volgens artikel 84 van de Ruilverkavelingswet moet het plan van toedeling ter gemeente secretarie ter inzage worden gelegd en moet van die ter visielegging niet alleen een open bare kennisgeving worden gedaan, maar ook een bijzondere kennisgeving bij aangetekende brief aan de bekende belanghebbenden. Met „bekende belanghebbenden" worden in ieder geval bedoeld de bij de plaatselijke commissie bekende rechthebbenden, d.w.z. de zakelijk ge rechtigden en huurders van de onroerende goe deren, die tot het ruilverkavelingsblok behoren; derhalve ook de bij de plaatselijke commissie bekende hypotheekhouders. Naar wij aannemen behoort uw bank tot deze bekende hypotheek houders. Evenwel wordt in artikel 84 der Ruilverkave lingswet evenzeer bepaald (in lid 4), dat men geen beroep kan doen op het niet ontvangen van de zo juist bedoelde bijzondere kennisge ving. Het komt ons overigens twijfelachtig voor of de plaatselijke commissie het in uw brief vervatte verzoek om later alsnog in beroep te kunnen gaan in verband met alsdan nog ge constateerde afwijkingen m.b.t. hypothecaire inschrijvingen zal (kunnen) honoreren. Artikel 85 van de Ruilverkavelingswet bepaalt toch, dat binnen 14 dagen na afloop van het ter visie liggen van het plan van toedeling bezwaar tegen het plan van toedeling kan worden inge diend bij de plaatselijke commissie. Uit artikel 86 van de wet kan worden afgeleid, dat met na bedoelde termijn ingediende bezwaren geen rekening mag worden gehouden. Maar mis schien zal de plaatselijke commissie het ervoor willen houden, dat u, door uw voorbehoud om nog later bezwaren naar voren te brengen, die bezwaren rechtens binnen de voorgeschreven termijn hebt ingediend. Wat uw vraag inzake overbedeling betreft: naar onze mening volgt uit de artikelen 116-118 van de Ruilverkavelingswet, dat, indien een overbedeling door zoals u het noemt ,,de ruilverkaveling" is gefinancierd, d.w.z. met door het Rijk voorgeschoten geld is betaald, de des betreffende ruilverkavelingskosten als ruilver- kavelingsrente op de gehele kavel komen te rusten en niet slechts op het door overbedeling aan het bedrijf toegevoegde gedeelte. Artikel 117 van de Ruilverkavelingswet luidt nl.: „De in het vorige artikel bedoelde kosten (de door het Rijk voorgeschoten ruilverkave lingskosten) worden omgeslagen over de ka vels naar mate van het nut, dat de ruilverkave ling voor de eigenaar heeft gehad". Artikel 118 vermeldt: „Op de toegedeelde kavels rust on der de naam ruilverkavelingsrente een schuld plichtigheid ten behoeve van het Rijk". Met „de (toegedeelde) kavels" kan dunkt ons niet anders zijn bedoeld dan „alle toegedeelde kavels"; een beperking voor het geval van overbedeling is in deze bepalingen niet te lezen. Ruilverkaveling krachtens overeenkomst Vraag: Bij ons in de buurt komt binnen niet al te lange tijd een ruilverkaveling en nu ontvingen wij van de Koninklijke Nederlandsche Heide Maatschappij een tiental van bijgesloten vol machten. Hieruit blijkt, dat de ingebrachte gron den met de te verkrijgen kavels vrij dicht in grootte bij elkaar liggen, soms met een verschil van 10 are. a. Kunnen wij zonder bezwaar deze volmacht tekenen? 331

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 21