geleken met de vorige emissie van het Rijk werd geboden, alsook tegen de achtergrond van de ontwikkeling ter beurze wilde zien als een stap in de richting naar een lagere rente, moet dat streven echter als mislukt worden be schouwd. Zou het van de financiële behoeften van het Rijk zelf afhangen, dan zou men er on getwijfeld op kunnen rekenen, dat zich binnen afzienbare tijd een ontspanning op de kapitaal markt zou voordoen en de noteringen zich in stijgende lijn zouden bewegen, zodat de rente dan weer een dalende richting zou inslaan. Maar voor een dergelijke verwachting ont breekt alle grond, omdat de kapitaalschaarste zich steeds meer doet gevoelen en de omvang van de kapitaalvraag, waarin nog binnen afzien bare tijd zal moeten worden voorzien, eerder toe- dan afneemt. Anderzijds is het spaarover schot wel groter dan vorig jaar, maar toch niet in die mate, dat daardoor de grotere kapitaal behoefte kan worden gedekt. De alarmkreet van de drie grote gemeenten, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag die hun moeilijke financiële positie nog eens extra onder de aandacht van de centrale overheid hebben gebracht, maakt ons er nog eens van bewust, hoe moeilijk het thans is in de bestaande finan ciële behoeften te voorzien. De tekorten op de begrotingen van genoemde gemeenten zullen in 1966 resp. 63 miljoen, 67 miljoen en 14 miljoen, dus in totaal 144 miljoen bedragen. De lasten van de gemeenten groeien mèt de ex pansie der gemeenschapsvoorzieningen door de gemeentelijke bedrijven. Wel is de bijdrage van het Rijk aan de gemeenten uit de belas tingen de laatste jaren verhoogd, maar toch lang niet in die mate als nodig zou zijn, om deze uit hun financieringsmoeilijkheden te helpen. De bedrijvensector werkt met aanzienlijke te korten, terwijl tariefverhogingen op grond van het prijzenbeleid niet of slechts in beperkte mate worden toegestaan, waarvoor de tekorten toenemen. En al die uitgaven, die verband houden met de verkeersbehoeften (wegenaan leg, enz.) stellen te zware eisen aan de ge meentelijke financiële posities. Van gemeentelijke zijde is er nu bij de minis ters op aangedrongen, dat de Rijksbijdragen voor verkeersverbeteringen zodanig zullen wor den verhoogd en versneld, dat het begrotings tekort er niet verder door zal toenemen. Veel zeggend is, dat de schulden van Amsterdam, Rotterdam en Den Haag (excl. woningwet- en werkfondsvoorschotten) van 1960 tot 1965 met 50 zÜn toegenomen tegen een toeneming van de nationale schuld in dezelfde tijd van slechts 11 %l Grote spaaractiviteit Met betrekking tot de spaaractiviteit blijkt dat het voordelig spaarverschil van de spaarbanken in Nederland (dus excl. de handelsbanken) in de eerste negen maanden van 1965 hoger is ge weest dan dat in de overeenkomstige periode van 1964. De stortingen beliepen 6866 mil joen, de terugbetalingen 5810 miljoen, waaruit een voordelig spaarverschil van 1056 miljoen voortspruit tegen 904 miljoen vorig jaar. Het grootste gedeelte van dat voordelige spaarver schil komt op rekening van de spaarbanken van de landbouwkredietinstellingen, nl. 505 mil joen. Bij de bondsspaarbanken was het netto voordelig spaarverschil, dus van de stortingen minus de terugbetalingen 332 miljoen, daarop volgt de Rijkspostspaarbank met 180 miljoen. In de eerste acht maanden van het lopende jaar werd bij de handelsbanken een voordelig spaarverschil geboekt van slechts 206 miljoen tegen 377 miljoen in de eerste negen maan den van 1964, toen voor spaarbanken en han delsbanken tezamen een spaaroverschot werd bereikt van 1282 miljoen. Thans komt men voor negen maanden spaarbanken plus acht maanden handelsbanken uit op f 1261 miljoen. Stijgende emissiebedrijvigheid Wat de openbare emissiebedrijvigheid in de eerste negen maanden van het lopende jaar aangaat, hiermee was 1542 miljoen gemoeid tegen 1399 miljoen in de eerste negen maan den van 1964. In de vorm van obligaties werd geëmitteerd 1417 miljoen tegen 1250 mil joen, in die van aandelen 125 miljoen tegen 148 miljoen. Er zit dus duidelijk een stijging in ten opzichte van het vorige jaar. In de laatste week van oktober werd de uit gifte aangekondigd per 2 november van een 325

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 15