Wat ons bezig houdt
ECONOMISCHE VERKENNING CENTRAAL
PLANBUREAU
Het Centraal Planbureau heeft, tegelijkertijd
met het bekend worden van het regeringspro
gramma voor de nieuwe zittingsperiode, haar
verwachtingen voor de nabije toekomst aan de
publiciteit prijsgegeven.
Hoofdpunt lijkt ons de vraag hoe het Plan
bureau denkt over de verdere mogelijkheden
voor economische groei in ons land. Van deze
groei hangt de gehele gang van zaken in econo
misch opzicht in sterke mate af. De verwachtin
gen voor de nabije toekomst van het Centraal
Planbureau kunnen als volgt worden samen
gevat:
1. De Nederlandse export zal waarschijnlijk,
mede als gevolg van de voortdurende bui
tenlandse expansie, een verdere krachtige
groei vertonen.
2. Het algemene beeld zal in 1966 grote over
eenstemming vertonen met dat in 1965.
3. De loonstijging zal enigszins bij die van 1965
achterblijven.
4. De binnenlandse prijsstijging zal langzamer
hand geringer worden, mede door een in 1966
te verwachten dalend verloop van de invoer
prijzen. Hier staat echter een verhoging van
indirecte belastingen en huren tegenover.
5. De reële consumptie neemt door de in 1966
te verwachten belasting- en huurverhoging in
de resterende maanden van 1965 nog zeer
sterk toe; in 1966 is het expansietempo ver
moedelijk geringer.
6. De investeringen van overheid en bedrijfs
leven zullen vermoedelijk verder toenemen.
7. Door een grote binnen- en buitenlandse
vraag ondervinden produktie en invoer sterke
impulsen. De betalingbalans zal, voor wat de
lopende rekening betreft, niettemin gunstig
blijven, mede door een verwachte verbetering
van de ruilvoet.
8. De spanningen op de arbeidsmarkt duren
voort.
9. Ditzelfde geldt voor de kapitaalmarkt.
Over het geheel genomen een gunstig pers
pectief dus, maar laten wij voorzichiig zijn; men
is uitgegaan van vele veronderstellingen. Of
deze uitkomen zal alleen de toekomst kunnen
leren.
STRUCTUURBELEID VOOR HET KLEINE
BEDRIJF
De miljoenennota 1966 opent met een be
schouwing over de ontwikkeling van de welvaart
in Nederland en over de daarmee samenhangen
de spanningsverschijnselen in de economie.
Zonder dat dit uitdrukkelijk wordt genoemd, mag
tot die verschijnselen ook worden gerekend de
druk welke op de kleine bedrijven wordt uitge
oefend om nieuwe wegen te zoeken voor op
voering van de produktiviteit. Een opgave die
bijzonder moeilijk is, omdat de hulpmiddelen
waarmede deze aanpassing moet worden be
reikt, dikwijls zeer beperkt zijn. Er mag daarom
bij de overheid begrip worden gevraagd voor
deze aanpassingsproblematiek. In de miljoenen
nota 1966 zijn enkele aanwijzingen te vinden, dat
de overheid aan het structuurbeleid met betrek
king tot het kleine bedrijf meer inhoud geeft.
Ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf
in de middenstandssector worden ontwikkelings
maatregelen noodzakelijk geacht, aangevuld met
mogelijkheden voor sanering. In 1966 zal met
deze maatregelen een begin worden gemaakt.
Verder zal de overheid nog grotere aandacht
schenken aan het structuurbeleid voor de agra
rische bedrijven door de garantieverleningscapa
citeit van het Borgstellingsfonds voor de Land
bouw te versterken en door meer armslag te
geven aan het Ontwikkelings- en Sanerings
fonds, de cultuurtechnische werken, het onder
zoek/onderwijs en de voorlichting.
Alhoewel uit het bovenstaande blijkt, dat de
overheid zich van de problemen in het midden-
en kleinbedrijf bewust is en zij pogingen in het
werk stelt om de noodzakelijke aanpassing op
sommige punten te vergemakkelijken, zullen de
lasten en de moeilijkheden van de aanpassing
toch voor het overgrote deel op de schouders
van de zelfstandige ondernemers komen te rus
ten. Het is te hopen, dat deze aanpassing haar
vruchten in voldoende mate zal afwerpen. Of dit
het geval zal zijn hangt niet in de laatste plaats
van de ondernemers zelf af.
279