In dit schema treft men in de eerste plaats het onderscheid tussen de Raiffeisenorganisatie en de Schultze-Delitzschorganisatie aan. In de Raiffeisenorganisatie kan men onderscheiden de organisatie op Bundesniveau (Deutscher Raif- feisenverband), de organisatie en Zentralkas- sen op Landerniveau en de Raiffeisenkassen op plaatselijk niveau. Als bankers bank van de landlichen Zentralkassen treedt de Deutsche Genossenschaftskasse (D.G.K.) op (getekend midden in het schema). Deze Deutsche Genossenschaftskasse is tevens bankers bank voor de zes Zentralkassen van de Gewerblichen Kreditgenossenschaften (Schultze-Delitzsch). De D.G.K. is een coöpera tief lichaam met als leden de Zentralkassen; zij vervult alleen een bancaire functie. Aan de rechterzijde van het schema treft men een soort gelijke organisatiestructuur voor de Schultze- Delitzsch-organisatie aan. De Gewerblichen Kreditgenossenschaften (Schulze-Delitzsch) In totaal zijn er in West-Duitsland 746 Gewer blichen Kreditgenossenschaften (ook wel Volks banken genaamd). Het merendeel van deze banken treft men aan in plaatsen met meer dan 25.000 inwoners. De gemiddelde grootte van deze Volksbanken ligt aanmerkelijk hoger dan die van de Raiffeisenkassen, namelijk de meeste van de Volksbanken hebben een balanstotaal van meer dan DM. 5 miljoen. Voor de organisa tiestructuur van de Volksbanken kan verwezen worden naar het schema. In grote lijnen treft men hetzelfde beeld aan als bij de Raiffeisenban- ken. Ook hier bestaat het typische onderscheid tussen toporganisatie en bankers bank. Met betrekking tot de landbouwkredietver lening spelen deze Volksbanken een bescheiden rol. In 1960 ging 5,4 van het totaalbedrag aan verstrekte kredieten naar de landbouw. Over het algemeen valt bij de Volksbanken de nadruk op leningen met een korte looptijd, namelijk circa 70 van het bedrag aan uitstaande kredieten heeft een looptijd van korter dan 4 jaar. Bij de Volksbanken bedragen de spaargelden 54 van het balanstotaal. Bij de Raiffeisenkassen ligt dit percentage op 59. De Raiffeisenkassen Het zwaartepunt van de coöperatieve agrari sche kredietverlening ligt bij de Raiffeisenkassen (officiële benaming: landlichen Kreditgenossen schaften). De centrale organisatie, het Deutscher Raiffeisenverband, is niet alleen de centrale organisatie van de Raiffeisenkassen, maar om vat het gehele coöperatiewezen op landbouw gebied. Op Landerniveau heeft het Deutscher Raiffeisenverband haar afdelingen in de vorm van 13 Landesverbande. Opmerkelijk is, dat in Duitsland de combinatie van bank en aan/ver koopvereniging veel voorkomt. Van de 9944 Raiffeisenkassen zijn er 8403 (84,5 die de aan- en verkoop van goederen verzorgen. De laatste jaren is dit percentage echter wat dalende. Gemiddeld genomen, hebben de Duitse Raiffeisenkassen een bescheiden omvang. In 1962 had slechts 34,3% van het totaal aantal kassen een balansgrootte van meer dan DM. 1 miljoen; deze grotere banken hadden echter 78,6% van het balanstotaal van alle Raiffeisen kassen tezamen. Ongeveer 50% van de kassen heeft een full-time betaalde kracht in dienst. Uit deze gegevens komt de noodzaak tot concen tratie van de kassen duidelijk naar voren. Fusies van kleine kassen komen vooral de laatste jaren veel voor. Opmerkelijk is het, dat de laatste jaren steeds meer Raiffeisenkassen overschakelen van onbe perkte ledenaansprakelijkheid naar beperkte aansprakelijkheid van de leden. Het aandeel van de landbouw in het totaal der toevertrouwde middelen en uitzettingen daalt in de laatste jaren. Het bedroeg in 1962 respec tievelijk 31 (spaartegoed) en 36,6 (uit zettingen). Zoals op het schema aangegeven, vormen 13 landliche Zentralkassen de bankers bank voor de plaatselijke kassen. Naast deze bankers- 308

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 34