Het coöperatieve landbouwkredietwezen
in Duitsland
Na de artikelen over het coöperatieve landbouwkredietwezen in Zweden en Finland, zal ook nu het
Duitse coöperatieve landbouwkredietwezen onder de loep genomen worden. Opmerkelijk is bijvoor
beeld bij de Duitse Raiffeisenkassen de nog zeer veel voorkomende combinatie van bank en aan
verkoopvereniging. Tevens zien we in Duitsland (evenals in Zweden en Finland het geval is) een
scheiding tussen bankers bank en organisatie.
Landbouwkredietvoorziening
De kredietverschaffers aan de Duitse land
bouw kan men indelen in de volgende groepen:
do kredietinstellingen, de leveranciers, de privé-
personen en de verzekeringsmaatschappijen en
bouwkassen. De volgende afbeelding geeft een
indruk omtrent de kwantitatieve betekenis van
deze landbouwkredietverstrekkers.
kredietinstellingen54
handelaren25
privé-personen 19%
verzekeringsmaatschappijen-
bouwspaarkassen2
De belangrijkste kredietverschaffers aan de
landbouw zijn dus de kredietinstellingen, met
name de Landwirtschaftliche Rentenbank, de
Raiffeisenkassen, de Gewerblichen Kreditge-
nossenschaften, de Sparkassen, de Landes-
kredit-anstalten en de hypotheekbanken.
In het onderstaande zal alleen aandacht ge
schonken worden aan de organisatie en werking
van de Raiffeisenkassen en de Gewerbliche
Kreditgenossenschaften. Een behandeling van
de organisatie en werkwijze van alle instellingen
die aan de landbouw krediet verschaffen, zou te
ver voeren.
De coöperatieve kredietbanken
Het Duitse coöperatieve kredietwezen vindt
haar oorsprong rond de jaren 18451850. In
1849 richtte F. W. Raiffeisen zijn ..Flamersfelder
Hülfsverein zur Unterstützung unbemittelder
Landwirthe" op. Hierdoor ontstond de mogelijk
heid de boeren uit de handen van de woekeraars
te houden. Deze en ook de later ontstane Raif
feisenkassen kenden de volle aansprakelijkheid
voor hun leden en droegen over het algemeen
oen sterk humanitair karakter. Bij de door
Schultze-Delitzsch opgerichte „Gewerblichen
Kreditgenossenschaften" stond meer het mate
riële aspect op de voorgrond. Deze banken
waren gericht op de middenstand, kenden de
beperkte aansprakelijkheid voor hun leden en
gaven over het algemeen kredieten met een
kortere looptijd dan de Raiffeisenkassen. De
Schultze-Delitzsch-banken waren meer stads
banken (vooral in de kleinere steden), terwijl de
Raiffeisenkassen typische dorpsbanken waren.
In de beginjaren stonden deze twee groepen
nogal fel tegenover elkaar. Beide groepen ont
wikkelden zich zelfstandig tot omvangrijke orga
nisaties en er ontstond een concurrentiesituatie.
Momenteel bestaat deze concurrentie nog op
plaatselijk niveau.
Het is op deze plaats niet mogelijk verder in
te gaan op de historische ontwikkeling van de
Raiffeisenkassen en de Gewerblichen Kredit
genossenschaften. We zullen ons dan ook be
perken tot de hedendaagse organisatiestructuur
van deze coöperatieve kredietorganisaties.
306