Spaarcolloquiurn 1965 De tweedaagse studiebijeenkomst, georgani seerd door de Groupement International pour l'Etude des Problèmes de l'Epargne heeft een groot aantal belangstellenden uit binnen- en buitenland getrokken. Onderwerpen van gesprek vormden het spaargedrag en de kapitaalmarkten. Op uiteenlopende wijze zijn beide onderwerpen belicht en met elkaar in verband gebracht. Met grote interesse werd door de aanwezigen ge luisterd naar de referaten van enkele prominente figuren uit de Westeuropese financiële wereld. Optimisme versus pessimisme De eerste spreker, professor Pella uit Italië, wees op de voortgaande expansie van de West europese economie. Als gebrek zag hij echter de beperkte voorziening in de behoefte aan financieringsmiddelen. In de zestiger jaren is dit probleem dringender geworden, doordat de ondernemers als gevolg van een dalende winst marge in toenemende mate een beroep op externe middelen moesten doen. De spreker vroeg zich af of de onbevredigende situatie op de kapitaalmarkten te wijten is aan het gedrag van de spaarders of dat zij het gevolg is van het on voldoende functioneren van de kapitaalmarkten. Met andere woorden: is het de sterke liquiditeits voorkeur van de huishoudingen, die de spaar gelden buiten de kapitaalmarkt houdt, of zijn het de vele fiscale en monetaire maatregelen, die de groei en het functioneren van de kapitaalmarkten belemmeren en een bedreiging vormen voor be sparingen op langere termijn. De verklaring, ge baseerd op het onvoldoende functioneren van de kapitaalmarkten, werd door professor Pella aangeduid als de optimistische en klassieke houding. Immers door opheffing van de grote verscheidenheid van beperkende bepalingen met betrekking tot emissie-activiteiten, kapitaalver keer enz., zou de kapitaalmarkt weer op klas sieke wijze kunnen functioneren. De pessimisten daarentegen zien als reden de groeiende liquidi teitsvoorkeur, welke niet meer om te keren is. Inleider memoreerde de groeiende betekenis van de overheid bij de vorming van nationale be sparingen en van allerleivormenvan verplicht spa ren. Het vrijwillig sparen,door spreker getypeerd als het sparen voor de oude dag door de 19e eeuwse „pater familias"zou in betekenisafnemen. Daarnaast zouden de vrijwillige besparingen in toenemende mate in meer liquide vorm (spaar rekeningen en kasvoorraden) worden aange houden. Sceptici ontkennen de mogelijkheid om deze gang van zaken dusdanig om te buigen, dat er voldoende besparingen op lange termijn vrij komen. Professor Pella wees in dit verband op het procédé, dat meer en meer bekend raakt als „transformatie" en waarbij een deel van de middelen op korte termijn toevertrouwd, op lange termijn wordt uitgezet. Hierdoor worden de ge volgen van een vergrote liquiditeitsvoorkeur opgevangen. Vanzelfsprekend brengt deze trans formatie ook problemen mee. Monetaire stabiliteit centraal Sparen en monetaire stabiliteit vormde het onderwerp van dr. De Voghel, vice-gouverneur van de Nationale Bank in België. In zijn inlei ding pleitte hij voor een streven naar stabiliteit van de koopkracht van het geld. Modern sparen heeft een sociale inslag; gedwongen besparin gen leiden immers tot reservevorming op grote schaal. Dit legt de verplichting op tot hand having van de waarde van deze fondsen. Index atie is hierbij slechts een substituut voor mone taire stabiliteit. Inflatie zal verder belemmerend werken op de financiering van de voor de expansie noodzake lijke investeringen in de ruimste zin des woords. Inflatie en vrees voor een mogelijke inflatie zal leiden tot een vlucht in reële waarden en een vermindering van de globale besparingen. De inleider zag als probleem van vandaag niet een uitgesproken liquiditeitsvoorkeur, maar een voor keur voor zekerheid. Feiten bemoedigend Professor Posthuma zag de situatie minder somber in. Reagerend op de uitspraken van beide vorige sprekers stelde hij, dat iedere situatie haar eigen maatregelen vereist. Al toonde spreker zich voorstander van stabiel geld, een 300

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 26