Aandeel in de nalatenschap als zekerheid voor een bankschuld II In onze vorige aflevering werd besproken, dat soms de wens ontstaat het aandeel in een goed uit een nog niet verdeelde nalatenschap voor een bankschuld te verbinden. Wij kwamen daarbij tot de conclusie, dat iemand die als erfgenaam in de nalatenschap gerechtigd is, wel de totstandkoming van de boedelscheiding kan eisen, doch niet, zolang deze scheiding niet tot stand is gekomen, zijn aandeel in een goed van de nalatenschap (b.v. in de gemeenschappelijke boerderij) voor een bankschuld kan verbinden. Wil men beslist in afwachting van de boedelscheiding een zekerheidsrecht op het goed tot stand brengen, dan moeten alle erfgenamen daartoe medewerken. Men kan zich voorstellen dat deze raad in sommige ge vallen niet bevredigend geacht wordt omdat degene die de hypotheek wil vestigen, de medewerking van de andere deelgenoten soms niet gemakkelijk zal kun nen verkrijgen. Overdracht van het aandeel in de gehele na latenschap Soms meent men een oplossing te zien in de mogelijkheid, dat de schuldenaar het gehele, hem toekomende aandeel in alle goederen van de nalatenschap aan de bank overdraagt of in pand geeft tot zekerheid voor het door hem op te nemen voorschot of krediet. Een dergelijke overdracht wordt namelijk gewoonlijk voor gel dig gehouden, omdat de benadeling van de overige deelgenoten, zoals gesignaleerd in het eerste deel van dit artikel (zie juli/augustus nummer), zich daarbij niet kan voordoen. Als dan komt het zekerheidsrecht van de bank im mers niet op bepaalde goederen te rusten, doch op het aandeel in alle goederen gezamenlijk. Bij een nadere beschouwing blijkt echter, dat ook zulk een overdracht of verpanding niet een genoegzame zekerheid voor het bankkrediet oplevert. Daartegen kan namelijk zowel een ju ridisch als een praktisch bezwaar worden aan gevoerd. Juridische bedenkingen hiertegen Het juridisch bezwaar tegen de overdracht of verpanding van het aandeel in de gehele na latenschap als zekerheid bestaat daaruit, dat het onzeker is op welke wijze een zodanige overdracht of verpanding tot stand dient te ko men. Meestal wordt aangenomen, dat de over dracht en de inpandgeving alleen tot stand kunnen komen doordat het aandeel in alle, tot de nalatenschap behorende goederen wordt overgedragen of bezwaard op de wijze, die voor elk dier goederen afzonderlijk door de wet wordt voorgeschreven. Bevinden zich onroe rende goederen in de nalatenschap, dan moet de overdracht geschieden door overschrijving van een overdrachtsakte in de registers betref fende onroerende goederen. Behoren schuld vorderingen tot de nalatenschap, dan moet een cessieakte opgemaakt worden. Bevinden zich in de nalatenschap roerende goederen, dan dient daarbij de daarvoor voorgeschreven wijze van overdracht toegepast te worden. Voor een bezwaring van het aandeel in de nalatenschap geldt een soortgelijke regeling. Men kan zich indenken, dat zulk een wijze van bezwaring ge compliceerd is, omdat men daarvoor inzicht moet hebben in de samenstelling van de gehele boedel. Onzeker is bij dit alles, wat het gevolg ervan zou zijn indien een of meer der goede ren, die tot de nalatenschap behoren, buiten de overdracht of de verpanding worden gelaten. Al deze onzekerheden zijn er een gevolg van, dat de overdracht of de inpandgeving van het aandeel in de gehele nalatenschap niet een wet telijke regeling gevonden heeft, terwijl daarom trent duidelijke richtlijnen in de rechtspraak ont breken. Het is geen wonder, dat soms door vooraan staande rechtsgeleerden een eenvoudiger me thode van overdracht van het aandeel in de na latenschap wordt aanbevolen. Deze rechtsge leerden menen, dat een cessieakte voldoende zou zijn om het aandeel in de nalatenschap over te dragen. Deze mening is echter nog niet in de rechtspraak bevestigd en zolang dat niet is ge schied, lijkt het niet raadzaam van de bedoelde methode gebruik te maken. Praktisch bezwaar tegen verpanding van aan deel in nalatenschap Aan de verpanding van een aandeel in de na latenschap is ook nog een praktisch bezwaar uit het oogpunt van het zekerheidsrecht der bank verbonden. Wil de bank voor het behoud van haar rechten waken, dan zal zij het recht 262

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 20