mate de toestand van onverdeeldheid langer
heeft geduurd.
Er komen dan ook in onze wetgeving verschil
lende regels voor die op een spoedige totstand
koming van de boedelscheiding zijn gericht. In
de eerste plaats moet daarbij de regel worden
genoemd dat niemand genoodzaakt is in een on
verdeelde boedel te blijven. Zijn er b.v. vijf erf
genamen waarvan vier de boedel voorshands
onverdeeld willen laten, terwijl een hunner op
scheiding aandringt, dan moet de boedelschei
ding tot stand komen. Niet de meerderheid van
stemmen is daarbij beslissend, doch de wens
van een der gerechtigden tot beëindiging van de
onverdeeldheid.
Voorts wordt bepaald, dat de voogd over
minderjarige kinderen zonder machtiging van de
kantonrechter niet gerechtigd is de boedel waar
in zijn minderjarig pupil gerechtigd is, onver
deeld te laten.
Onverdeelde boedels
Ondanks dit alles gebeurt het nog dikwijls, dat
de gemeenschappelijke erfboedel gedurende
lange tijd onverdeeld gelaten wordt. Dat hangt
vaak met de afwezigheid van een der gerechtig
den samen. Nu kan ook de boedel waarin een
afwezige gerechtigd is, verdeeld worden, hetzij
doordat men de verdeling schriftelijk met de af
wezige overeenkomt, hetzij doordat de afwezige
een lasthebber aanstelt die voor hem aan de
boedelverdeling zijn medewerking verleent. In
vele gevallen zal het echter ongewenst gevonden
worden de boedelscheiding in afwezigheid van
een der deelgenoten tot stand te brengen.
Hierdoor komt het, dat ook de banken wel
eens geconfronteerd worden met de vraag of
een der erfgenamen de waarde die zijn aandeel
in de nalatenschap vertegenwoordigt, als onder
pand kan gebruiken voor het aangaan van
leningen en kredieten.
Het bezwaren van een aandeel in een afzonder
lijk goed uit de nalatenschap
Allereerst moet dan onderzocht worden of een
mede-erfgenaam (of medegerechtigde) zijn aan
deel in een afzonderlijk tot de nalatenschap
behorend goed aan een ander kan overdragen of
met pandrecht of hypotheek kan bezwaren. Ter
illustratie zullen wij gebruik maken van een
situatie die zich dikwijls zal voordoen. Na het
overlijden van de vrouw wordt het boerenbedrijf
door de man verder geëxploiteerd, zonder dat
tussen hem en zijn kinderen verdeling van de
nalatenschap tot stand komt. Enige jaren later wil
een van de kinderen zijn aandeel in de boerderij
met hypotheek bezwaren; hij heeft zelf elders
een bedrijf weten op te bouwen en heeft in dat
verband een lening bij de bank aangevraagd.
Vormt nu het aandeel in de nalatenschap voor
de bank een goed onderpand?
Het antwoord moet ontkennend luiden. Dit is
te wijten aan de wettelijke regel welke inhoudt
dat het onverdeeld aandeel in een gemeen on
roerend goed weliswaar met hypotheek bezwaard
kan worden, doch dat de hypotheek na de ver
deling alleen blijft rusten op het gedeelte dat
aan de schuldenaar werd toegedeeld. De vraag
of de hypotheek rechtens in stand blijft, wordt
afhankelijk gesteld van de uitkomst van de ver
deling. Krijgt de hypotheekgever-schuldenaar
het bezwaarde goed toegedeeld, dan blijft de
hypotheek in stand. Wordt dat goed echter aan
een ander toegedeeld (tegen uitkering van een
som gelds terzake van overbedeling, zie boven),
dan vervalt het hypotheekrecht. De bank kan
hierdoor gemakkelijk haar zekerheidsrecht ver
liezen, zonder dat voor haar de mogelijkheid be
staat het verlies van rechten te voorkomen. Zelfs
verkrijgt de bank geen zekerheidsrechten op
datgene, dat aan de schuldenaar in plaats van
zijn aandeel in het bezwaarde goed wordt toe
gedeeld.
Ook de landbouwer zelf die in het gestelde
voorbeeld de boerderij als onderpand voor een
voorschot of krediet wil gebruiken, kan zijn aan
deel daarin niet op een voor de hypotheekhouder
veilige wijze met hypotheek bezwaren.
Waarom vervalt het zekerheidsrecht op een
aandeel in een afzonderlijk goed?
Velen zullen het ongerijmd vinden, dat de
bank als hypotheekhoudster haar recht op een
aandeel in het onroerend goed kan verliezen
231