voorbeeld van dit laatste kan genoemd worden
de akte B7 (bouwlening), waarin de bank zich
verbindt aan de debiteur een lening te verstrek
ken en de debiteur zich verbindt het geleende
bedrag te zullen terugbetalen. Deze akte B 7
moet daarom door twee bestuursleden van de
bank getekend worden en behoeft niet door de
schuldenaar van een goedschrift te worden
voorzien.
In de uitoefening van een bedrijf
Het vereiste van goedschrift is niet van toe
passing op schuldverbintenissen, door de schul
denaar in de uitoefening van zijn bedrijf aange
gaan. Als een bank een garantie geeft, wordt de
garantie in de uitoefening van haar bedrijf
gegeven. Plaatsing van goedschrift op de bank
garantie is niet noodzakelijk.
Verenigingen die geen bedrijf uitoefenen,
moeten altijd het goedschrift plaatsen. Hetzelfde
geldt voor gemeenten en andere publiekrechte
lijke rechtspersonen, aangezien zij immers geen
bedrijf uitoefenen. De burgemeester die op
treedt voor een zich als borg verbindende
gemeente, dient behalve zijn handtekening ook
het goedschrift op de akte te plaatsen.
Gezien de bovengenoemde strekking van
art. 1915 B.W. kan het niet de bedoeling van de
wetgever zijn geweest, dat een gemeente er
onder zou vallen. De burgemeester handelt ter
uitvoering van een genomen raadsbesluit, zodat
men zich zeker wel gerealiseerd heeft waartoe
de gemeente zich verbindt. Bij het opstellen van
art. 1915 B.W. heeft de wetgever niet aan goed
schrift van gemeenten en andere rechtspersonen
gedacht. De wetgever had slechts het oog op
schuldbekentenissen van natuurlijke personen.
Dit verandert echter niets aan het feit, dat de
wetgever heeft bepaald, dat een eenzijdig op
gemaakte schuldbekentenis slechts een begin
van bewijs is, als zij niet voorzien is van een
goedschrift. Deze duidelijke woorden kunnen
niet opzij worden gezet door de bedoeling, die
de wetgever voor ogen heeft gehad.
De eis van het goedschrift bij ondertekening
van schuldbekentenissen en borgtochten wordt
door elke bankinstelling gesteld, ook indien men
een gemeente als debiteur of borg aanvaardt.
De bedoeling van de wetgever is kennelijk
geweest, dat het goedschrift tegelijk met de
ondertekening wordt aangebracht. Hieraan dient
ook zoveel mogelijk de hand gehouden te wor
den. Wanneer echter akten zijn opgemaakt en
ondertekend zonder goedschrift, bestaat er geen
overwegend bezwaar tegen dat dit laatste als
nog wordt aangebracht, mits het goedschrift
door de ondertekenaar zelf wordt geschreven.
In de literatuur wordt algemeen gesteld, dat
het wenselijk is art. 1915 B.W. te doen vervallen
(zie: Ars Aequi, oktober 1964, blz. 19).
UITLOTING DEPOSITO-OBLIGATIES
Ten overstaan van notaris A. J. J. M. van lersel
te Utrecht vond op 16 juli 1965, overeenkomstig
het bepaalde bij artikel 5 van het Reglement be
treffende de deposito-obligaties van de Centrale
Bank, de uitloting plaats van:
500 stukken van 1.000,met als eindcijfer 3
van de 4% obligatielening 1959, serie P, los
baar per 1 september 1965,
alsmede van de volgende nummers van de
4% obligatieleningen 1962, series Q, R, S, T
en U (133 stukken van 1.000,van elke serie),
losbaar per 1 september 1965:
12 - 27 - 42 - 57 - 72 - 87 - 102 - 117 - 132 - 147
162 - 177 - 192 - 207 - 222 - 237 - 252 - 267 - 282
297 - 312 - 327 - 342 - 357 - 372 - 387 - 402 - 417
432 - 447 - 462 - 477 - 492 - 507 - 522 - 537 - 552
567 - 582 - 597 - 612 - 627 - 642 - 657 - 672 - 687
702 - 717 - 732 - 747 - 762 - 777 - 792 - 807 - 822
837 - 852 - 867 - 882 - 897 - 912 - 927 - 942 - 957
972 - 987 1002 - 1017 - 1032 - 1047 - 1062 - 1077
1092 - 1107 - 1122 - 1137 - 1152 - 1167 - 1182
1197 - 1212 - 1227 - 1242 - 1257 - 1272 - 1287
1302 - 1317 - 1332 - 1347 - 1362 - 1377 - 1392
1407 - 1422 - 1437 - 1452 - 1467 - 1482 - 1497
1512 - 1527 - 1542 - 1557 - 1572 - 1587 - 1602
1617 - 1632 - 1647 - 1662 - 1677 - 1692 - 1707
1722 - 1737 - 1752 - 1767 - 1782 - 1797 - 1812
1827 - 1842 - 1857 - 1872 - 1887 - 1902 - 1917
1932 - 1947 - 1962 - 1977 - 1992
221