Goedschrift
„Onderhandse eenzijdige schuldverbintenissen tot voldoening van gereed geld, of van een zaak,
welke op een bepaalde waarde kan worden gesteld, moeten geheel geschreven worden met de hand
van degene die dezelve ondertekend heeft, of tenminste moet daaronder, behalve de handtekening,
met de hand des ondertekenaars geschreven worden een goedkeuring houdende in voluitgeschreven
letters de som of de hoegrootheid, of de hoeveelheid der verschuldigde zaak.
Bij gebreke hiervan kan de getekende akte, indien de verbintenis wordt ontkend, slechts als een
begin van schriftelijk bewijs worden aangenomen.
De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op aandelen in een obligatielening, mitsgaders
op schuldverbintenissen door de schuldenaar in de uitoefening van zijn bedrijf aangegaan."
(Artikel 1915 BW).
De strekking van bovengenoemde bepaling is
knoeierijen in een akte te voorkomen en minder
ontwikkelden te behoeden voor het ondoordacht
ondertekenen van eenzijdige akten, hen te be
schermen tegen z.g. abus de blanc seing en
tegen de ongewilde gevolgen van het onder
tekenen van een verklaring waarvan men de
inhoud niet kent.
Eenzijdige schuldverbintenis
De term „onderhandse eenzijdige schuldver
bintenis" in art. 1915 B.W. is weinig duidelijk.
Tegen de term kan men aanvoeren, dat iedere
verbintenis in wezen eenzijdig is, omdat alleen
de schuldenaar verbonden is. De strekking van
het artikel is echter niet, dat voor iedere schrif
telijke erkentenis van een verbintenis de eis
van het eigenhandig geschrevene geldt. Wan
neer partijen een koopovereenkomst schriftelijk
vastleggen, zal de koper zijn verbintenis tot be
taling van de koopprijs niet met eigenhandig
geschreven goedschrift behoeven te bevestigen.
Niet eenzijdig in de zin van art. 1915 B.W. is
n.l. een akte, waarin twee of meer partijen hun
verbintenissen tegenover elkaar neerleggen. Het
criterium voor het eenzijdige karakter ligt niet
in de ondertekening door de debiteur alleen,
doch in de verplichtingen, welke in de akte zijn
vastgelegd.
Voor de vraag of van een onderhandse een
zijdige schuldverbintenis, als bedoeld in art. 1915
B.W., sprake is, doet niet ter zake of de akte in
de vorm van een tweezijdige overeenkomst werd
gegoten en door alle daarbij betrokken partijen
werd getekend, doch is slechts van belang of
in de akte verplichtingen werden aangegaan of
vastgelegd van weerszijden dan wel slechts van
één der ondertekenaren (H.R. 13 maart 1964,
N.J. 1964, no. 188).
Of de ondertekenaar optreedt als hoofdschul
denaar of als borg doet niet ter zake; in beide
gevallen is er sprake van een eenzijdig opge
maakte schuldbekentenis, indien degene, tegen
over wie de verbintenis wordt aanvaard, zijner
zijds niet verbonden wordt, althans zijn verplich
ting niet in dezelfde akte wordt vastgelegd.
Met rente en kosten
Het is niet vereist, dat in het goedschrift tot
uiting komt, dat de borg als borg tekent. In het
algemeen worden borgtochtakten op dezelfde
wijze als schuldbekentenissen van goedschrift
voorzien. „Goed voor... gulden met rente en
kosten." Dat de schuld ter zake van rente en
kosten onbepaald is, kan geen reden zijn
art. 1915 B.W. in zoverre niet toepasselijk te
achten. Daarom het goedschrift ook voor rente
en kosten.
De meeste stukken, die bij onze banken ge
bruikt worden, worden in eenzijdige vorm opge
maakt en moeten daarom door de schuldenaar
van een goedschrift worden voorzien. Men kan
hieraan niet ontkomen door de akte door de
bank te laten meetekenen of er een verklaring in
te doen opnemen, dat de bank de schuldbeken
tenis of de borgstelling aanvaardt. Alleen wan
neer beide partijen werkelijk een verplichting op
zich nemen, wordt het stuk tweezijdig. Als
220