Gesprek met dr. S. F. A. C. M. Baron van Wijnbergen Onmiddellijk na het einde van de Algemene Vergadering, waarin hij afgetreden is als bestuurslid van de Centrale Bank, heeft de heer Van Wijnbergen aan twee leden van de redactie van de Raiffeisen-Bode een onderhoud toegestaan. De treffende afscheidswoorden, die de heer Van Wijn bergen tot de Algemene Vergadering heeft gesproken, zijn in het meinummer opgenomen, maar wij zijn de heer Van Wijnbergen erkentelijk dat hij zich via de redactie ook tot onze lezers heeft willen richten. De heer Van Wijnbergen vertelt ons eerst, hoe hij in 1932 in de Raad van Toezicht van de Centrale Bank is gekomen. Ik was pas burgemeester in Lisse geworden en nog jong, 34 jaar. Er was een vacature in de Raad van Toezicht en op een gegeven moment werd ik door de vertegenwoordigers van de ringen Bloembollenstreek en Rijnstreek bena derd met de vraag of ik voor de kandidatuur te vinden was. Spoedig daarop ben ik voorzitter van de Ring Bloembollenstreek geworden. In die ring heb ik altijd een heel prettig contact gehad met de banken gedurende de 30 jaren van mijn voorzitterschap. Aan het hartelijke per soonlijke afscheid, dat ik enige tijd geleden van die ring mocht nemen, bewaar ik de beste her inneringen. Hoewel ik bij mijn benoeming geen officiële functie bij een van de banken had, was ik toch 6.500,lag. Naar aanleiding hiervan en ge zien ook de algemene inkomensstijging werd de behoefte gevoeld om de genoemde inkomens grens van 6.500,te verhogen. Besloten is thans om deze grens inzake het gemiddelde inkomen over de drie laatste boekjaren te stel len op 8.000,Een voorwaarde hierbij is evenwel, dat tenminste f 2.500,van dit in komen is verkregen uit het eigen landbouw bedrijf. Ook op een ander punt zal de bestaande regeling in belangrijke mate worden verruimd. De op handen zijnde wijziging van de beëindi gingsregeling houdt namelijk tevens in dat de leeftijdsgrens, die aanvankelijk op 55 jaar was gesteld, wordt verlaagd tot 50 jaar. Op grond van de bovengenoemde punten mag worden verwacht, dat het aantal aanvragen voor het verkrijgen van een beëindigingsver goeding een sterke uitbreiding zal ondergaan. eigenlijk al van jongsaf aan met de banken niet onbekend. Het vroegere bestuurslid, Baron van Hugenpoth tot Aerdt (19151930) kende ik heel goed. Uit mijn gymnasiumtijd (ca. 1911) her inner ik mij nog een plaatje uit een boerenblad. Op een bank zit een boer, met een zijden pet op, een andere boer staat er voor en deze wordt uitgenodigd ook op de „boerenleunbank" te gaan zittenl Hoe stond toen, in 1932, de Raiffeisenorgani- satie bekend, wagen wij te vragen. Hoe stond u tegenover de benoeming in de Raad van Toe zicht? Ik heb dat, zegt de heer Van Wijnbergen, als een groot voorrecht beschouwd. De banken hadden de aanloopperiode volledig achter de rug en hadden zich duidelijk gevestigd. De Raif- feisenorganisatie was toen al een belangrijk, geëerd instituut in Nederland. Zij genoot groot vertrouwen, voornamelijk op het platteland. De stedelijke sfeer is er later bijgekomen. In de Raad van Toezicht en later in het Be stuur heb ik in de loop der jaren steeds een prettige collegiale verhouding gevonden. Ir. F. A. R. A. Baron van Ittersum was voorzitter van het Bestuur van 1915-1939. Een grote figuur met gevoel voor saamhorigheid, die door zijn per soon groot vertrouwen wekte, de heer Stroïnk was van 1919 tot 1939 een strijdvaardig voor zitter van de Raad van Toezicht. Omdat het nodig is Het gesprek komt op de groei van onze or ganisatie. Is het karakter hetzelfde gebleven of is het veranderd? Past het Raiffeisenideaal nog wel in deze sterk verzakelijkte tijd? Daarop antwoord ik, aldus de heer Van Wijn bergen, volmondig bevestigend. Raiffeisen heeft uit de samenleving, zoals deze zich aan hem vertoonde, een in de grond van de zaak sim pele, maar logische conclusie getrokken, nl. dat wij elkaar kunnen helpen: de sterkere de 163

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 5