en paard Man Zoals wij reeds verwacht hadden, heeft het ingezonden stuk van ons aprilnummer deze maand voor een eerste vervolg gezorgd. Wij hopen dat de .Opleiding'' in de naaste toekomst het onderwerp mag zijn van nog andere schrijvers. Geachte redactie Van de gelegenheid tot het geven van een mening in deze rubriek over het onderwerp: opleiding, maak ik gaarne gebruik. De instelling van de directeurscursus, die is gericht op het aankweken van een hogere graad van vakbekwaamheid van het kader en de di recteuren/kassiers in onze organisatie, valt zeer toe te juichen. Het getuigt ervan, dat men door drongen is van de noodzaak, de kennis en de bekwaamheid van het personeel aan te passen aan de toenemende omvang der banken en de uitbreiding van de werkzaamheden, zoals deze in onze organisatie voorkomen. Het aantal facetten van het bankbedrijf, waar van een min of meer gespecialiseerde kennis noodzakelijk is, wordt steeds groter, waardoor het steeds moeilijker wordt van de onderschei dene functies van het bankbedrijf een enigszins volledige kennis te verkrijgen. Het is duidelijk, dat een opleiding in een behoefte voorziet. De wijze, waarop de nu aan de orde zijnde oplossing zal worden gerealiseerd, is m.i. op bepaalde punten wel voor discussie vatbaar. Ten eerste zal door sommige, reeds in de organisatie werkzame functionarissen de zeer beperkte mogelijkheid van deelname aan de op leiding als een bezwaar worden gevoeld. Met name voor gehuwde krachten doen zich al spoedig huisvestingsmoeilijkheden voor, terwijl een inkomensderving zal optreden. Door het geven van een schriftelijke cursus op het peil, waarop de directeursopleiding de diverse on derwerpen behandelt, met b.v. periodieke stu diedagen in regionaal verband, waar een mon delinge toelichting mogelijk is, zou ieder, die in onze organisatie een hogere functie ambieert, in de gelegenheid zijn zich op deze wijze de nodige kennis eigen te maken. Een voordeel hiervan zou tevens zijn, dat hij dagelijks in de praktijk met de bestudeerde onderwerpen wordt geconfronteerd. Verder zou ik gaarne nog enige opmerkingen willen maken t.a.v. het reeds bij onze banken werkzame personeel. De groei van de raiffei- sen- en boerenleenbanken is zeer verheugend. Een logisch gevolg van deze groei is, dat per soneel van buiten de organisatie moet worden aangetrokken, ook personeel op hoger niveau. Het is zeer wel te billijken, dat via de direc teursopleiding „vreemd" personeel in de orga nisatie wordt opgenomen. De situatie mag zich echter niet zodanig ont wikkelen op grond van enkele zinsneden uit het prospectus van de opleiding zou deze ge dachte kunnen rijzen dat zich een zekere discriminatie t.g.v. de „gediplomeerden" van de Raiffeisenschool zou kunnen voordoen. Ook voor bekwame krachten, die zich door het volgen van externe opleidingen een behoor lijke dosis kennis weten te verwerven, zullen uiteraard goede kansen tot promotie aanwezig moeten zijn en blijven. Een gedegen kennis van zowel het bedrijfsleven, waar wij dagelijks mee in aanraking komen, als van het bankbedrijf, waarbij ons dagelijks werk zo nauw is betrok ken, kan m.i. ook zeer wel worden verkregen door studie voor b.v. S.P.D. en de 2-jarige Bankcursus. Ook in de toekomst zullen deze en soortgelijke opleidingen hun waarde behouden. Naar mijn mening kan echter worden aange nomen, dat én door de Centrale Bank én door de banken uit de organisatie er voor zal worden gewaakt, dat ongewenste ontwikkelingen t.a.v. 191

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 33