vele traditionele spaarinstellingen wordt een tendentie geconstateerd tot toevloeiing van on eigenlijke spaargelden. Dit komt tot uitdruk king in een stijging van de omloopsnelheid. Bij de handelsbanken is de gemiddelde omloopsnel heid van de spaartegoeden in 1964 gestegen van 0,66 tot 0,78, bij de algemene spaarbanken van 0,52 tot 0,60, bij de R.P.S. van 0,27 tot 0,30, bij de organisatie Eindhoven van 0,45 tot 0,52 en bij onze eigen organisatie van 0,40 tot 0,46. In dien de omloopsnelheid hoger is dan 0,50, is dit volgens de Nederlandsche Bank een aanwijzing dat een deel van de spaartegoeden bestaat uit oneigenlijke spaargelden. Dat deel kan naar haar mening op de volgende wijze worden gekwantificeerd: bij spaartegoeden met een omloopsnelheid van 0,51 tot en met 0,60 wordt 5 als oneigenlijk aangemerkt en zo ver volgens voor iedere volgende stijging van de omloopsnelheid met 0,10 opnieuw 5%. De sterke toeneming van de omloopsnelheid bij alle spaarinstellingen in het afgelopen jaar maakt het gewenst ons te bezinnen op de oor zaken daarvan. De Nederlandsche Bank wijst in verband met de dalende liquiditeitsquote het liquiditeitsbezit van gezins- en bedrijfshuishou- dingen in verhouding tot het nationale inkomen op een structurele wijziging in de liquiditeits voorkeur. Tussen deze structurele verandering en de toeneming van de omloopsnelheidopspaar- tegoeden bestaat vermoedelijk nauw verband. Voor onze organisatie is van belang, dat de omloopsnelheid van het aan ons toevertrouwde spaargeld beneden de grens van 0,50 blijft. De omstandigheid, dat een zo groot deel van de uitzettingen op middellange en lange termijn worden gedaan, brengt mede, dat de middelen, waarmede deze uitzettingen worden gedaan, een bestendig karakter moeten dragen. FINANCIERING TUINBOUW In de in maart gehouden algemene vergade ring van het Centraal Bureau voor de Tuinbouw veilingen sneed de neer M. Prins het probleem aan van de stijgende kapitaalbehoefte in de tuinbouw en de moeilijkheden welke deze met zich brengt. De heer Prins is van mening, dat de Nederlandse tuinbouw zich kan verheugen in een landbouwkredietwezen, dat zich krachtig heeft ontwikkeld, ook in vergelijking met het buitenland. Hij voegde daar echter aan toe, dat de boerenleenbanken ervoor zullen moeten zor gen, dat zij in werkelijkheid de bankier blijven van de bedrijven, die in de toekomst de kern van de land- en tuinbouw zullen vormen. Deze stelling van de voorzitter van één van Nederlands belangrijkste agrarische handels organisaties kunnen wij volledig onderschrijven. Het beleid heeft de laatste jaren vele aanpassin gen ondergaan, juist met het oog op de evolutie, die zich op agrarisch gebied voltrekt. Door het introduceren van nieuwe financieringsvormen (zowel in de lang lopende als in de kort lopende sector) wordt getracht de financiering zoveel mogelijk aan de behoeften i.v.m. modernisering, mechanisatie en bedrijfsoverneming aan te passen. De banken hunnerzijds zijn echter aan bepaal de normen van goed beleid gebonden. Dit geldt niet alleen voor de raiffeisenbanken/boerenleen- banken, maar voor alle banken. Bij dit bankbe- leid doen zich twee kernproblemen voor, nl. de bank moet rekening houden met de kwaliteit en de kwantiteit van de haar ter beschikking staan de middelen en de bank moet zich rekenschap geven van de mogelijkheden van de krediet nemer om financiële verplichtingen na te komen. Het is zowel in het belang van de financiële instelling als van de kredietnemende onder nemer, dat de financieringsbasis gezond is. Een gezonde financieringsbasis heeft drie aspecten nl. de rentabiliteit, de solvabiliteit en de liquidi teit. Aan de liquiditeit zullen wij in dit kader voorbij gaan, alhoewel gesteld dient te worden, dat een goede liquiditeit voor een bedrijf van groot belang is. Bij het doen van een bepaalde investering moet de verwachting bestaan, dat deze inves tering rendabel is. Zowel voor de bank als voor de ondernemer is het van groot belang, dat dit aspect van de financiering grondig bekeken wordt. Beide partijen hebben in dezen hun eigen verantwoordelijkheid. De ondernemer heeft te kampen met bepaalde onzekerheden. Hij investeert op grond van ver wachtingen, maar de toekomst moet uitwijzen of 120

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 6