beide genoemde leningen kon slechts een be
perkt bedrag op de inschrijvingen worden toe
gewezen, hetgeen tot gevolg heeft gehad, dat de
koers daarvan spoedig tot ca. 101%% steeg.
De 5y2 en de 5% leningen van de Bank
voor Nederlandsche Gemeenten die dit jaar
achtereenvolgens tegen resp. pari en 991/2
werden geëmitteerd, noteerden bij het afsluiten
van de maand april resp. ca. 102% en 991/2
waarbij het effectieve rendement op resp. 5,30
en 5,28 uitkomt.
Krapte bij bankwezen
Op het ogenblik laat de liquiditeit van de
schatkist weinig te wensen over. Per 1 maart
bedroeg het tegoed van het Rijk bij de Neder
landsche Bank 787 miljoen, einde maart was
het rond 50 miljoen lager, waarna de week
staat per 3 mei jl. een lichte stijging tot 756
miljoen te zien gaf. Daarentegen is de liquiditeit
van het bankwezen bijzonder gering. Was hun
tegoed einde maart tot de tot dusverre bereikte
laagste stand van f 43 miljoen gedaald, in april
was een top van 141 miljoen bereikt, terwijl op
3 mei, onmiddellijk na de maandultimo, dat
tegoed nog slechts 65 miljoen beliep. Wanneer
men daarnaast ziet dat op laatstgenoemd tijdstip
niet minder dan 276 miljoen aan voorschotten
in rekening-courant bij de Nederlandsche Bank
was opgenomen, dan blijkt wel heel duidelijk,
hoe zwaar de eisen zijn, die thans aan het kre
diet van het bankwezen in het algemeen worden
gesteld.
Men weet dat voor die voorschotten in
rekening-courant een debetrente moet worden
betaald die nog een half procent hoger ligt dan
het officiële disconto. Wanneer de banken dus
zelf al 5 debetrente moeten betalen, legt dat
een zware last op deze instellingen, daar de
marge ten opzichte van de debetrente die aan de
cliënten wordt berekend aldus te klein wordt.
Zulks te meer, daar ook nog, bij wijze van straf-
deposito.een even groot bedrag als dat waarmee
de voor elke individuele bank afzonderlijk gel
dende kredietlimiet werd overschreden, rente
loos bij de Nederlandsche Bank moet worden
gedeponeerd. De op dat strafdepositio gederfde
rente is uiteraard een regelrecht verlies voor de
financiële instellingen.
Toenemende spanningen
Uit alles blijkt dus dat de spanningen op het
gebied van de kredietverlening weer snel toe
nemen. Terwijl voor de periode 15 maart t/m
14 april het totaal van de aan te houden straf-
deposito's door de Nederlandsche Bank van
134 miljoen tot 67 miljoen kon worden ver
laagd dank zij het feit, dat de banken in totaal
in de voorafgaande periode hun kredietlimiet
veel minder hadden overschreden en vervol
gens voor de periode 15 april t/m 14 mei een
lichte verhoging tot f 78 miljoen van bedoelde
limiet plaatsvond, ging vervolgens de krediet
verlening de limiet weer zodanig te boven, dat
voor de periode van 17 mei t/m 14 juni weer tot
een verhoging van het collectieve strafdeposito
tot 133 miljoen werd overgegaan, waarmee
derhalve vrijwel weer de limiet werd bereikt, die
gold vóór de periode medio februari/medio
maart.
In dit verband zij erop gewezen dat a/s basis
voor de kredietverlening nog steeds geldt het
niveau van het eerste halfjaar van 1963. De
kredietverlening mocht in 1964 in totaal 10%
boven dat niveau uitkomen, met dien verstande,
dat voor de eerste vier maanden van 1964 een
accres van 5 was toegestaan, voor de maan
den mei/augustus netto in het geheel geen
verdere stijging mocht plaatsvinden en voor de
laatste vier maanden nogmaals een verdere
kredietuitbreiding ten opzichte van de basis
periode van 5 was toegestaan.
Voor de eerste vier maanden van 1965 gold
een stijgingspercentage van 4 en voor de
tweede viermaandse periode zal een netto stij
ging van 1 zijn toegestaan, zodat het geoor
loofde nieuwe accres per einde augustus a.s.,
evenals vorig jaar, weer in totaal 5 zal heb
ben bedragen. De relatief sterke overschrijding
van de kredietnorm, die in het nu weer verhoog
de strafdeposito tot uitdrukking komt, wijst er
intussen op, dat het bankwezen geen kans ziet
bij de dringende behoeften van het bedrijfsleven
binnen de grenzen van de limiet te blijven.
146