te maken. Bij alles wat het Borgstellingsfonds
voor de agrarische bedrijfstakken al deed, ge
loof ik dat wij het fonds extra dankbaar moeten
zijn voor de visie die het heeft getoond ten aan
zien van de financieringsbehoefte die bij de mo
derne ontwikkeling ontstaat".
Bij dit alles zullen er voorzorgen moeten wor
den getroffen, zo meende de heer Verhage, in
het bijzonder ten aanzien van de verhouding
tussen eigen en vreemd kapitaal, om te berei
ken dat het bedrijf ruimte en mogelijkheden
heeft om een stootje op te vangen.
Afzet en verwerking
De organisatie en in het bijzonder de Centrale
Bank rekent het zich tot een taak, zo vervolgde
hij, de financiering van de verwerking en de
afzet van de produkten, waarin de coöperaties
een belangrijke rol te vervullen hebben, moge
lijk te maken. ,,De financiering van de land- en
tuinbouwcoöperaties door de Centrale Bank en
de aangesloten banken met 135,3 miljoen
steeg tot haast 660 miljoen. Van deze 135,3
miljoen aan kredieten en voorschotten aan land
en tuinbouwcoöperaties nam de Centrale Bank
112 miljoen voor haar rekening, tegenover
22 miljoen in 1963. U ziet uit deze cijfers,
dat ten bate van de verwerking en de afzet van
onze agrarische produkten ook in het afgelopen
jaar belangrijke activiteiten zijn ontwikkeld.
Middenstand
De kredietverlening aan het niet-agrarische
bedrijfsleven nam in het afgelopen jaar even
eens toe. Van de stijging met 233 miljoen was
30 op de middenstand en de klein-industrie
gericht".
De heer Verhage betreurde, dat bij de finan
ciering van de middenstand, ook die van het
platteland, welke veelal tot de eigen kring ge
rekend kan worden, moeilijkheden worden on
dervonden, doordat de middenstander niet vrij
is in de keuze van zijn financieringsinstelling,
wanneer hij daarvoor de hulp van het Algemeen
Waarborgfonds voor de Middenstand moet in
roepen, zulks in tegenstelling tot de agrarische
ondernemer, ook wanneer deze de hulp van het
Borgstellingsfonds nodig heeft. Hij geloofde dat
er voor de nieuwe regering alle reden is de on
vrijheid, die hier de middenstander wordt opge
drongen, nog eens te bekijken.
Rentebeleid
Sprekend over de stijging van de debetrente
en over het rentepeil in het algemeen constateer
de de heer Verhage, dat het opvoeren van de
reserves niet het uit oog verloren mag worden
en dat de banken in het algemeen gesproken
een goed jaar achter de rug hebben. De totale
reserves van de Raiffeisenorganisatie zijn opge
lopen tot circa 200 miljoen, te weten 160
miljoen van de aangesloten banken en 40 mil
joen van de Centrale bank. De rente-adviezen
van het Bestuur van de Centrale Bank zijn er
mede op gericht het krediet voor de leden van
onze coöperatieve instelling zo goedkoop mo
gelijk te houden als de omstandigheden toe
laten.
Dr. Verhage toonde aan de hand van de cij
fers aan, dat de spanningen thans enigermate
zijn afgenomen en dat de organisatie in de
eerste drie maanden van 1965 weer naar een
wat rustiger vaarwater stuurt. Oplettendheid blijft
echter geboden.
Uitvoerig betoogde hij dat in 1964 het beleid
erop gericht is geweest de liquiditeit te herstellen.
Het gestelde doel werd met enige inspanning be
reikt. Bepaalde uitzettingen moesten ervoor
worden verminderd. De Centrale Bank heeft tot
taak uit het depot van de lokale banken de liqui
diteit van de gehele organisatie te bewaken. De
voorzichtigheid, die te dien aanzien betracht is,
weerspiegelt zich in de rentevergoedingen, wel
ke de Centrale Bank aan de lokale banken kon
uitkeren. Deze rentevergoedingen waren in 1964
hoger dan in 1963.
Zowel de debet- als de creditrente zijn be
langrijk voor een evenwichtige ontwikkeling van
de toevertrouwde middelen.
Het Bestuur is zich ervan bewust, aldus dr.
Verhage, ,,dat in bepaalde streken van Neder
land de spanningen op de spaargeldmarkt toe
nemen en dat in die streken door andere spaar-
instellingen rentevergoedingen voor spaargelden
worden gegeven, die boven ons advies uitgaan.
Het is duidelijk, dat afwijking van ons advies
132