Kroniek van land- en tuinbouw
vaststelling nieuwe melkprijs moeilijk en ingewikkeld;
vleesprijzen bevroren in E E G.-prijsvork;
6 miljoen varkens in 1965;
mammoetbedrijven bedreigen bestaan zelfstandige boer;
gunstige praktijkervaringen met vertikale integratie bij slachtpluimvee;
vollegrondstuinbouw in moeilijkheden, afvloeiing noodzakelijk.
Deze maand heeft de georganiseerde land- en
tuinbouw zich intensief bezig gehouden met het
melkprijsbeleid. Per 1 aprii begint immers weer
een nieuw melkprijsjaar. Het veehouderijbedrijf
ontkomt niet aan de gevolgen van het nog steeds
stijgende kostenpeil (lonen, pachten, veevoer).
Het Landbouwschap is van mening, dat de
sterk gestegen en nog steeds stijgende kosten
factoren in het prijsbeleid moeten worden op
gevangen. Bij het formuleren van een voorstel
voor de richtprijs 1965/1966 is als uitgangspunt
genomen, dat de verbeterde positie, die mede
dank zij het ruimere prijsbeleid in het afgelopen
jaar kon worden verkregen, tenminste moet
worden gehandhaafd. Op deze basis heeft het
Landbouwschap een complex maatregelen voor
gesteld dat er toe zou leiden, dat in de periode
april 1965april 1966 onder normale omstan
digheden voor de melkveehouder een richtprijs
voor de melk wordt bereikt van circa 34,per
100 kg met 3,70% vet.
E.E.G. biedt weinig ruimte
Afgezien van de vraag in hoeverre een prijs
verhoging past in het algemeen prijsbeleid, is het
ook anderszins niet zo gemakkelijk een belang
rijke verhoging van de melkprijs te realiseren.
Allereerst kan men bij het beleid nog maar
nauwelijks rekening houden met kostprijs- en
rentabiliteitsberekeningen van het L.E.I., zoals
dat voorheen het geval was. Ook bij de melk
moeten wij nl. van het nationale systeem over
stappen naar een Europese regeling. In verband
met dit laatste is er de afgelopen maand veel
te doen geweest over het voorstel van de Euro
pese Commissie om niet alleen de nationale
richtprijzen te binden aan bepaalde grenzen
men noemt dat de „prijsvork" maar ook
om de landen te verbieden hun prijs binnen deze
grenzen te verhogen. Voor Nederland betekende
dit dat de melkprijs voor het komende jaar zou
worden bevroren op 31 cent, en dat, terwijl deze
tot de laagste van de Zes behoort. Weliswaar
is dit voorstel door de Raad van Ministers uit
eindelijk verworpen, maar een prijsvork is wel
vastgesteld.
Uit de markt
Een tweede moeilijkheid bij een prijsverhoging
is wel, dat de melkprijs in het kader van het
gemeenschappelijk beleid op een heel andere
manier moet worden verwezenlijkt dan wij in
Nederland gewend waren. Tot nu toe werd de
gewenste opbrengst bereikt doordat boven de
in de markt voor zuivelprodukten verkregen op
brengst als aanvulling een toeslag uit de schat
kist werd verleend. Deze toeslag zal evenwel
verdwijnen, m.a.w. de boer moet de prijs voor
de melk in de toekomst volledig uit de markt
halen.
De prijzen van boter, kaas, melkpoeder enz.
moeten dus zo hoog worden, dat daaruit direct
de voor de Europese boer vastgestelde melk
prijs voortvloeit. Nederland moet zich daar nu al
bij aanpassen en per 1 april de toeslag op alle
melk met 1 cent verlagen.
De zuivelmarkt zal nu dus veel meer moeten
opbrengen; niet alleen ter compensatie van de
verlaging van de toeslag, maar ook om een
hogere richtprijs voor de melk te kunnen be
reiken. Het is duidelijk dat hier grenzen zijn,
omdat hogere prijzen voor boter, kaas en andere
zuivelprodukten de consumptie kunnen afrem
men. Men wijst in dit verband op het gevaar
dat de melkveehouderij zichzelf uit de markt kan
prijzen. Door dit alles is de vaststelling van de
nieuwe melkprijs nog moeilijker en ingewikkel
der geworden dan deze vroeger reeds was.
Over de verhoging van de richtprijs voor
1965/1966 tot 34 cent is geen overeenstemming
64