Goud Goud als waardebron Goud heeft in de menselijke historie steeds een voorname rol gespeeld. Vanwege zijn schaarste, duurzaamheid en aantrekkelijkheid wordt het hoog gewaardeerd. Goud wordt om verschillende redenen ge zocht; door zakenlieden voor industriële of artistieke doeleinden, door de centrale banken van de diverse landen als monetaire dekking en reserve, en door particulieren als waardevol be zit, waarbij echter vaak ook hamstermotieven een rol spelen. Monetaire betekenis van goud Goud heeft monetair altijd een grote betekenis gehad als dekking voor de geldomloop en als reserve voor de buitenlandse verplichtingen der diverse landen. Het werd en wordt beschouwd als exclusieve waardemeter en eveneens aan vaard als universeel (alle bestaande munteen heden vervangend) betaalmiddel. Nog in de twintiger jaren was de waarde van de voornaamste valuta's gebonden aan een be paalde hoeveelheid fijn goud. Het papiergeld was in deze landen bovendien vrij inwisselbaar tegen goud of gouden munten. Toen zich daarna een, mede door dit systeem van de z.g. gouden standaard zelf veroorzaakte, economische en monetaire crisis ging aftekenen, nam de vlucht in het goud zodanige vormen aan, dat de gouden standaard spoedig door alle landen moest wor den opgeheven op straffe van totale uitputting der monetaire goudreserves bij de centrale banken. Nog tijdens de tweede wereldoorlog werden voorbereidingen getroffen voor de inwerking stelling van het internationaal monetair systeem, dat momenteel nog functioneert. Dit geschiedde in 1944 toen te Bretten Woods het thans alge meen bekende Internationale Monetaire Fonds werd opgericht. Dit fonds staat ten dienste van de deelnemende landen ter overbrugging van tijdelijke betalingsbalansmoeilijkheden en ver krijgt zijn middelen uit bijdragen van de deel nemende landen, deels in de valuta's van die landen, deels in goud. Voorts werd bij de oprichting van bedoeld fonds de U.S. dollar tot de spil van het naoor logse internationale monetaire systeem gepro clameerd. Dit hield verband met de geweldige potentie der Amerikaanse economie, de daaruit voortvloeiende grote koopkracht van de U.S. dol lar en, last but not least, de vrije inwisselbaarheid van de U.S. dollar tegen goud voor buitenlandse centrale banken en internationale instituten, op de ook thans nog bestaande basis van U.S. 35,per ounce fijn goud. Bovendien, en dat was wel de voornaamste reden, was de Ameri kaanse goudvoorraad door de Amerikaanse oorlogsleveranties aan geallieerde landen ge stegen tot circa 70% van alle monetaire goud voorraden in de wereld. De waarde van de munteenheden der andere landen werd daarbij vastgesteld in een vaste verhouding tot de U.S. dollar en, via de U.S. dol lar, tot het goud. Elk aan het Internationale Monetaire Fonds deelnemende land was en is verplicht de pariteit (waardeverhouding) van zijn munteenheid tot de U.S. dollar (en via de U.S. dollar tot het goud) te handhaven. Daartoe dient elk deelnemend land op de valutamarkten zijn eigen munteen heid aan te kopen indien de koers voor die munteenheid 1 beneden pariteit is gezakt, respectievelijk te verkopen indien de koers voor die munteenheid 1 boven bedoelde pariteit is gestegen. De waarde van de U.S. dollar dient door de Amerikaanse Schatkist te worden gehandhaafd door zonodig goud te kopen, eventueel te ver kopen, tegen een vastgestelde prijs gebaseerd op U.S. 35,per ounce fijn goud. Indien een land té grote importen, té grote uitgaven voor dienstverleningen door het buiten land, eventueel (zoals bij de U.S.A.) té grote kapitaaluitgaven in het buitenland verricht, leidt dit ertoe, dat dat land meer aan het buitenland moet betalen dan het uit het buitenland ont vangt. De munteenheid van het betrokken land zal derhalve op de buitenlandse valutamarkten meer aangeboden dan gevraagd worden, met als gevolg, koersdaling van die munteenheid. Deze koersdaling zal zich te sterker doorzetten naar mate het betrokken land niet tijdig genoeg maat regelen neemt tot beperking van zijn uitgaven in het buitenland. Om de eerder geschetste 78

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 20