Financieel overzicht
Rentedaling zet door
In de maand februari is de daling van de
rentestand verder voortgeschreden. Weliswaar
is het tempo van de rentedaling vertraagd en
strekte de daling zich niet over de gehele linie
uit, zodat de koersstijgingen der staatsfondsen
over het geheel genomen slechts van beschei
den omvang bleven, maar dit is in het licht van
de voortgezette emissiebedrijvigheid en de be
trekkelijk krappe verhoudingen op de geldmarkt
begrijpelijk.
Bij de langlopende leningen kunnen koers-
verbeteringen tot ongeveer 1 punt worden vast
gesteld, hetgeen betekent dat het niveau, dat
einde september jl. gold, weer is benaderd en
in een enkel geval geëvenaard. Voor de tweede
5% lening 1964, die in oktober jl. tegen
981/2 werd uitgegeven, werd een nieuw
hoogtepunt van 102% geregistreerd.
De 51/2 lening van de Bank voor Neder-
landsche Gemeenten, die in januari a pari werd
geëmitteerd, kwam op 103%. Niet alleen de
aanzienlijke omvang van dit agio, doch vooral
het feit, dat het in zulk een kort tijdsbestek kon
worden bereikt, is kenmerkend voor de rente-
verlagende krachten, die op onze kapitaalmarkt
werkzaam zijn. De Bank voor Nederlandsche
Gemeenten heeft er dan ook geen gras over
laten groeien en is met nog een nieuwe emissie
gekomen. Aangekondigd werd dat op 4 maart de
inschrijving zou worden opengesteld op een
5% 25-jarige lening a 99% Het lening
bedrag werd op minimum f 100 miljoen en op
maximum 150 miljoen bepaald. Dit systeem
werd reeds eerder door de B.N.G. toegepast en
wel bij de Nationale Woningbouwleningen van
1952 en 1957, waarvoor in het geheel geen pla
fond was vastgesteld, evenals bij de 41/2
lening van 1959, toen het bedrag van f 100 mil
joen uiteindelijk tot 300 miljoen werd ver
hoogd. Deze gedragslijn had vooral ten doel het
voorkomen van het zogenaamde majoreren, het
inschrijven voor meer dan men in werkelijkheid
nodig heeft. Het effectief rendement van de
nieuwe lening kwam uit op 5,28 dus ruim
0,2 lager dan dat van de 51/2 lening, die in
januari werd uitgegeven.
Buitenlands kapitaal
Zoals men inmiddels weet werd ook voor deze
tweede lening 1965 van de Bank voor Neder
landsche Gemeenten, ondanks de wat minder
gunstige voorwaarden, weer zulk een grote be
langstelling aan de dag gelegd, dat ondanks de
verhoging van het leningbedrag tot het plafond
van f 150 miljoen, toch een zeer aanzienlijke
reductie op de inschrijvingen moest worden
toegepast.
Deze grote vraag moet voor een belangrijk
deel op rekening van buitenlandse inschrijvin
gen, in de eerste plaats inschrijvingen uit Zwit
serland, worden toegeschreven. De belangstel
ling weerspiegelt het grote vertrouwen, dat men
in de gulden stelt, maar is evenzeer te verklaren
uit het feit, dat het geboden rendement van
5,28 aantrekkelijk wordt geacht.
Wij merken hierbij nog op, dat dat buiten
landse kapitaal thans in sterkere mate naar ons
land vloeit dan in het verleden, toen in West-
Duitsland nog geen belasting van 25 op
buitenlandse beleggingen gold. Voor Neder
landse ingezetenen vormt die bijzondere belas
tingheffing geen bezwaar, omdat het wederzijds
verdrag ter voorkoming van dubbele belasting
tussen Duitsland en Nederland de Nederlandse
houders van Duitse obligatieleningen van die
belasting vrij stelt. Maar voor het internationale
vluchtkapitaal dat zich in Zwitserland bevindt,
is het niet mogelijk zulk een vrijstelling te ver
krijgen. Dat vormt ten dele de verklaring voor
de tientallen miljoenen guldens, die bij elke
nieuwe emissie hier te lande door het buiten
land worden vastgezet.
Afremmen rentedaling
Het behoeft geen betoog, dat met deze rente
daling het monetaire beleid van de Nederlandse
overheid wordt doorkruist. De rentedaling komt
sneller tot stand dan met het oog op het afrem
men van de conjunctuur en het herstel van het
evenwicht op de lopende rekening van de
betalingsbalans wenselijk wordt geacht. Van
daar dat de Nederlandsche Bank er toe is over
gegaan, de kraan voor buitenlandse emissies
wijder open te draaien. Dat geschiedt door een
72