voor de wijziging in het eigen vermogen aan sluiting werd gezocht met het netto-overschot van het tuindersbedrijf. Bij de berekening van het gezinsinkomen werd uitgegaan van het bij de rentabiliteitsrapporten berekende netto-overschot, vermeerderd met het arbeidsinkomen van ondernemer en medewer kende gezinsleden, het inkomen buiten het be drijf verworven en het bedrag dat door de ondernemer minder aan rente werd betaald dan in de rentabiliteitsberekening werd opgenomen. Besparingen werden verkregen door de privé- opnamen, belasting en premie A.O.W. en A.W.W. in mindering te brengen op het totale gezins inkomen. Deze besparingen, vermeerderd of ver minderd met incidenteel voorkomende mutaties (erfenissen, schenkingen e.d.), leverden de totale mutatie in het eigen vermogen op. Alhoewel dit rapport gebaseerd is op inmiddels al weer wat verouderd materiaal, levert het niet temin een aantal interessante conclusies op met betrekking tot de vermogensbehoefte en de voorziening daarin met behulp van eigen respec tievelijk vreemde middelen. Onderstaand wordt een korte beschouwing gewijd aan de uitkoms ten voor de verschillende tuinbouwgebieden waarbij uit het uitgebreide cijfermateriaal slechts enkele gegevens zijn overgenomen. Westland Bij de overwegend verwarmde bedrijven in het Westland werd gedurende 1961 gemiddeld 25.900,geïnvesteerd, waarvan 90 in duur zame produktiemiddelen. Deze investeringen werden voor een groot deel (gemiddeld 9.000,gefinancierd uit afschrijvingen en eigen vermogen (gemiddeld 8.700,hetgeen niet wegneemt dat er toch voor gemiddeld f 8.200,aan vreemd vermogen nodig was. Hierdoor voorzag dit vreemde vermogen voor 49 in de totale vermogensbehoefte per 1 januari 1962. Bij soortgelijke bedrijven in de Kring is de situatie iets gunstiger met 45 en bij de rozen- en anjerbedrijven in Aalsmeer bedraagt dit percentage slechts 21 Het betrekkelijk grote aandeel van het vreem de vermogen wijst in de richting van een min der gunstige liquiditeit op lange termijn. Bij de overige bedrijven van het Westland bedroeg het aandeel van het vreemde vermogen in de totale vermogensbehoefte 39%. Het aan deel van de vreemde financieringsmiddelen bij de investeringen in deze bedrijven (gemiddeld 10.000,bleef in 1961 beperkt tot gemiddeld 1.400,—. De Kring Gunstiger bedrijfsuitkomsten hebben de on dernemers van de overwegend verwarmde be drijven in de Kring aangemoedigd tot nog forsere investeringen,waarbij naast de duurzame investeringsgoederen (gemiddeld 23.100, ook aandacht werd besteed aan kas- en bank saldi (gemiddeld 3.800,—). Het aandeel van de vreemde middelen op het totaal voor investerin gen in 1961 benodigde bedrag was, evenals bij overwegend verwarmde bedrijven in het West land, ongeveer 49 Bij de overige bedrijven in de Kring was het netto-bedrijfsresultaat gemiddeld negatief. Er kon daardoor geen eigen vermogen van enige betekenis gevormd worden. Niettemin werden er vrij grote investeringen verricht, met name in duurzame produktiemiddelen. Benodigde midde len tot een bedrag van gemiddeld 13.100, waren dan ook voor bijna 60 van vreemde oorsprong, hetgeen bijdroeg tot een verdere verschuiving van de verhouding eigen-vreemd vermogen. Dat laatste voorzag per 1 januari 1962 voor 41 in de totale vermogensbehoefte. Aalsmeer In tegenstelling tot de zeer grote absolute toename van het vreemde vermogen bij de ver warmde bedrijven in het Westland en de be drijven in de Kring laten de Aalsmeerse rozen- en anjerbedrijven een lichte daling en de overige Aalsmeerse bedrijven slechts een geringe stij ging van het vreemde vermogen zien. Bij de rozen- en anjerbedrijven werd uit de gunstige netto-bedrijfsuitkomsten van gemiddeld 17.500,een behoorlijke versterking van het eigen vermogen verkregen, namelijk gemiddeld een eigen-vermogensvorming van f 13.200, Investeringen in duurzame produktiemiddelen 69

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 11