Enkele aspecten van de opleiding in het bedrijf Op de eerstvolgende bijeenkomst van discussiegroepen zal van gedachten worden gewisseld over de opleiding. Daarbij zal ook aandacht worden ge schonken aan de opleidingscursus, welke per 1 september 1965 zal beginnen. Met het oog op deze activiteiten kan het gewenst zijn de aandacht te vestigen op enkele aspecten, welke betrekking hebben op bedrijfsopleiding. Opleiding en bedrijf Onder opleiding kan in deze beschouwing wor den verstaan alles wat verband houdt met het zodanig doen werkzaam zijn van medewerkers, dat zij geïnteresseerd zijn in de doelstelling van het bedrijf. Daarbij dient tevens hun ontwikke ling zodanig bevorderd te worden dat een grotere bijdrage in het resultaat van de onder neming er het gevolg van zal zijn. Een bedrijf is in dit verband te omschrijven als de combinatie van een aantal medewerkers, die in een bepaald verband samenwerken en als taak hebben de doelstelling van de onder neming te realiseren. Geen doel, maar middel Opleiding van medewerkers is geen doel in zichzelf, maar juist een middel om tot het doel te komen. In de artikelen 2 t/m 9 van de statuten wordt het doel van de aangesloten banken weerge geven. De opleiding vervult daarbij een die nende taak. De opleidingsmogelijkheden, welke in het dagelijkse werk aanwezig zijn, behoren derhalve zo goed mogelijk te worden benut. De praktijk geeft daarvan verschillende voorbeel den. Een bediende, die aanvankelijk alleen giro's typte, kan langzamerhand worden be trokken bij de voorbereiding van de boekings gang, daarna de boekingen zelf gaan verrichten, de nacontrole houden, de dagsaldibalans ma ken, controletellingen verrichten, maandstaat opzetten, enz. Door de betrokkene worden steeds moeilijker werkzaamheden geleerd. Van het meer betrokken raken bij de gehele be- drijfsgang gaat een vormende werking uit, die zowel voor de medewerker zelf als ook voor het bedrijf van nut is. Daarbij kunnen korte besprekingen van grote betekenis zijn. Het resultaat van een opleiding in de werk situatie zal zijn, dat de medewerker zich mede verantwoordelijk gaat voelen voor zijn taak, dat hij deze taak met voldoening zal verrichten en dat hij tot steeds grotere prestaties in staat zal blijken te zijn. Bewegelijkheid van medewerkers Als de medewerkers in het bedrijf worden opgeleid en zij steeds meer kennis krijgen van de bankwerkzaamheden en van het vak zelf, ja zelfs de mogelijkheid bestaat, dat zij zich in een bepaalü onderdeel van het werk gaan spe cialiseren, dan kan de vraag worden gesteld of op den duur het bedrijf, waarin zij werkzaam zijn, nog voldoende „leerstof" zal kunnen bie den om hen te blijven boeien. Zal zich dan niet de situatie voor gaan doen, dat deze medewerker gaat solliciteren naar een volledige directeurs-/kassiersfunctie op een kleinere bank, dan wel naar een plaats vervangende functie op een grotere bank? Voor de betrokkene zal de verdere ontplooiing zich ongetwijfeld in de nieuwe werksituatie voort zetten, terwijl ook de opleiding haar dienende functie vervolgt. Voor de bank, die hij verlaat, betekent het, dat zij een ervaren en goed inge werkte kracht heeft verloren en dat in de ont stane vacature zal moeten worden voorzien. In principe zal de vervulling van de vacature op twee manieren kunnen geschieden. Het kan zijn, dat er onder het overige personeel een medewerker is, die de opengevallen plaats zal kunnen gaan innemen, hetgeen voor deze een stimulans inhoudt voor zijn verdere ontwikke ling. Is deze mogelijkheid niet aanwezig, dan dient toch het vertrek van de medewerker niet uitsluitend als een verlies te worden gezien, want sollicitanten naar de vacature zullen on getwijfeld informeren naar de werksituatie in het desbetreffende bedrijf, of er iets geleerd wordt, of de sfeer goed is enz. De goede opleiding, die de vertrokken medewerker heeft gehad, zal 39

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 9