f 333 miljoen toegenomen tot 3548 miljoen.
Daarvan bestond 189 miljoen uit promessen en
f 140 miljoen uit schatkistbiljetten. Een groot
gedeelte van die plaatsing kwam tot stand door
middel van een officieel door de schatkist ge
houden inschrijving, een z.g. tender, die op
7 januari plaatsvond. Daarbij werd toegewezen
op schatkistpromessen met een looptijd van
negen maanden, dus vervallende op 11 oktober
1965, f 57 miljoen tegen een disconto van
3i/2 per jaar. Daarnaast werd f 124 miljoen
aan schatkistpromessen met een looptijd van
12 maanden, vervallende 11 januari 1966, tegen
een disconto van 3% Per Jaar toegewezen.
Na deze officiële inschrijving werd aanvanke
lijk voortgegaan met de afgifte van schatkist
papier over de toonbank tot 20 januari. De
afgifte van negenmaands promessen werd ge
staakt. Daarvoor in de plaats kwam achtmaands
papier, waarvoor het discontotarief op 35/ió
werd vastgesteld. Tegelijkertijd werden ook de
rentetarieven voor het 3- en 5-jarige papier nog
verlaagd en wel tot resp. 4Vi6 an 45/16 tegen
resp. 41/8 en 4%
Verdere rentedaling verwachten
De grote animo, die voor het kopen van schat
kistpapier in de afgelopen maand heeft bestaan,
brengt toch wel mede de verwachting tot uit
drukking, dat de rente hier te lande verder zal
dalen. Aan bedoelde aankopen is het ook toe te
schrijven, dat het tegoed van de banken aan het
begin van februari niet meer dan 143 miljoen
beliep tegen nog f 426 miljoen aan het einde
van het afgelopen jaar. Uiteraard hebben de
deviezentransacties mede tot deze inkrimping
van de banktegoeden bijgedragen. Dat het
streven van de banken er tegelijkertijd op ge
richt is geweest zich te voorzien van schatkist
papier, dat afloopt ten tijde dat de zware be
lastingbetalingen voor het bedrijfsleven moeten
geschieden, spreekt overigens vanzelf.
De kredietrestrictie
Zoals de voige maal reeds werd vermeld, gold
voor de maandelijkse periode, die besloten lag
tussen 15 januari en 15 februari 1965, een straf-
deposito van f 193 miljoen, dat de banken
mossten aanhouden voor het overschrijden van
hun individuele kredietplafonds. Daarvoor was
dit strafdeposito f 220 miljoen, dus nog hoger.
Het blijkt nu dat dit deposito voor de maand,
lopende tot en met 14 maart 1965 tot f 134 mil
joen kon worden verlaagd. Ook hierin kan men
tot op zekere hoogte een aanwijzing zien voor
de monetaire ontspanning die wij hierboven in
algemeen verband signaleerden. Anderzijds
dient men echter eveneens rekening te houden
met het geoorloofde kredietvolume, voort
spruitende uit de regeling van de Nederlandsche
Bank voor het nieuwe jaar. Voor de maanden
januari t/m april 1965 is een uitzetting van de
kredietverlening toegestaan, die uitkomt op 4
van de gemiddelde stand der kredietverlening in
hst eerste halfjaar van 1963. Daarbij is mede
rekening gehouden met de in de eerste vier
maanden van het jaar te verwachten seizoen-
matige stijging van de kredietverlening. Indien
men nu weet, dat voor de laatste vier maanden
van 1964 een expansie van 5 was toegestaan,
zulks eveneens ten opzichte van het eerste
halfjaar van 1963, dan moet men ook uit deze
hoofde wel tot de conclusie komen, dat de span
ningen eerder iets verminderd zijn, daar nu
immers het strafdeposito kon worden verlaagd
ondanks de ietwat verminderde armslag voor de
kredietverlening.
Kapitaaloverschot bij het Rijk
Met betrekking tot het tegoed van de schat
kist zij overigens er nog op gewezen, dat dit
jaar voor het eerst de vergoeding van het Rijk
aan gemeenten en provincies uit hoofde van het
aandeel, dat deze in de belastingontvangsten
hebben, maandelijks geschiedt en niet meer
eens in de drie maanden, zoals tot dusverre.
Medio januari heeft bedoelde overmaking plaats
gehad, waarmee een kleine 200 miljoen ge
moeid is geweest. In het licht daarvan valt de
sterke positie van de schatkist des te meer op.
In de eerstkomende maanden kan dan ook bij
het Rijk nauwelijks behoefte bestaan aan een
nieuw beroep op de kapitaalmarkt, zulks te
minder, daar het tekort op de Rijksbegroting zo
zeer is meegevallen.
In dit verband brengen wij in herinnering dat
46