stiger is geworden. Want terwijl de invoer in
het eerste kwartaal van 1964 een stijging van
22 en in het tweede kwartaal van 24 te zien
gaf, was dat voor het derde kwartaal slechts
15% en voor het vierde kwartaal 12%. Gemid
deld voor het hele jaar resulteert daaruit een
stijging van de invoer van 18%. Anderzijds
steeg de uitvoer in het eerste kwartaal met
18 in het tweede kwartaal met 13 doch in
het derde kwartaal met 16% en in het vierde
kwartaal zelfs met 21 waardoor de uitvoer
gemiddeld met 17% is toegenomen.
Een analyse leert verder dat de stijging van
het invoeroverschot geheel is ontstaan in de
eerste helft van het afgelopen jaar, welke
periode een stijging van het invoeroverschot met
niet minder dan f 1,1 miljard te zien heeft ge
geven. Daarvan kon derhalve in het tweede
halfjaar nog f 200 miljoen worden ingelopen.
Het meest bemoedigende is wel dat het jaar
relatief gunstig is afgesloten, omdat op grond
daarvan immers mag worden verwacht, dat de
neiging tot herstel van het evenwicht ook in de
eerste maanden van het nieuwe jaar tot een
relatieve verbetering in de verhouding tussen in-
en uitvoer zal leiden.
Tekort betalingsbalans zal inkrimpen
De oud-minister van Economische Zaken De
Pous heeft in zijn nieuwjaarsrede voor de S.E.R.
geraamd, dat het tekort op de lopende rekening
van de betalingsbalans in 1965 zal inkrimpen
tot 200 a f 300 miljoen tegen ongeveer f 1 mil
jard in het afgelopen jaar. En verder heeft ook
minister Witteveen het vertrouwen nog versterkt
met de mededeling dat het tekort van de Rijks
begroting, dat aanvankelijk op f 900 miljoen was
geraamd, tot ongeveer f 600 miljoen beperkt zal
blijven. Het behoeft geen betoog dat deze ver
betering in belangrijke mate, zoals gewoonlijk,
op rekening zal moeten worden geschreven van
de belastingprogressie, die per 1 juli a.s zodanig
zal worden verzacht, dat de belastingbetalers in
totaal 500 miljoen meer ter beschikking zullen
houden dan indien deze verzachting van het
tarief der inkomstenbelasting achterwege zou
blijven.
De deviezenpositie
Het valt moeilijk aan de hand van de deviezen-
positie van de Nederlandsche Bank een oor
deel uit te spreken omtrent de ontwikkeling
tegenover het buitenland. Hoewel de indruk
blijft bestaan, dat de verhouding min of meer
evenwichtig blijft, waarbij uiteraard verlichting
wordt ondervonden van de buitenlandse aan
kopen van Nederlandse obligaties, blijkt, dat de
monetaire reserves het totaal aan goud en
deviezen in het bezit van de Nederlandsche
Bank in de afgelopen maand van f 7653 tot
7410 miljoen of met 243 miljoen is terug
gelopen.
Schijnbaar is er derhalve van een afvloeiing
van middelen naar het buitenland sprake ge
weest. Ten dele kan men hierbij met een inci
denteel verschijnsel te doen hebben, maar het
staat vast, dat op vrij aanzienlijke schaal termijn
transacties in dollars voor een en drie maanden
door het bankwezen werden afgesloten, waar
door derhalve de buitenlandse tegoeden der
particuliere banken tegenover de deviezendaling
van de Nederlandsche Bank weer een stijging te
zien zouden moeten geven. Dit valt eerst later
in het jaar te beoordelen, omdat de desbetref
fende gegevens nog niet beschikbaar zijn.
Aan de andere kant dient men wel te be
denken, dat er in de laatste maanden van 1964
een aanzienlijke en min of meer geforceerde
deviezenaanwas is geweest tengevolge van de
vlucht uit het Pond Sterling. Een zekere ver
betering van de sterlingpositie is inmiddels in
getreden, waardoor weer deviezen naar het
buitenland zijn afgevloeid.
Schatkist ruim voorzien
De verruiming van het Nederlandse liquidi
teitenreservoir weerspiegelt zich, wat januari
aangaat, vrijwel uitsluitend in de middelenruimte
van de schatkist. Het tegoed van het Rijk is
namelijk van 562 tot 834 miljoen gestegen,
derhalve met 272 miljoen. Het Rijk heeft dan
ook een zeer ruime armslag op het ogenblik,
die voornamelijk te dank is aan de ruime mate,
waarin schatkistpapier kon worden geplaatst.
Het bedrag van de uitstaande biljetten en pro
messen is in de loop van januari netto met
45