Kroniek van land- en tuinbouw éénmaking graanprijs en vrijhandelsverkeer veredelingsprodukten; concurrentievervalsende subsidies en reservering eigen markten ontwrichten het markt- en prijsbeleid; discussie over het verlenen van subsidies aan individuele bedrijven ter opheffing van knelpunten: bedrijfsvergrotlng, verbetering gebouwen, bedrijfsovername bij generatiewisseling. Aan het eind van 1964 heeft agrarisch Ne derland kunnen terugblikken op een alleszins gunstig jaar. Het groeizame weer leverde een grote oogst van akkerbouwgewassen, fruit, bloembollen; de veehouderij kon met ruime ruw- voedervoorziening de winter ingaan. Bovendien was ook de kwaliteit van de produkten uitste kend. Behalve de weersomstandigheden was ook het prijzenklimaat wat beter, hetgeen de rentabiliteit van de bedrijfsvoering in het alge- gunstig heeft beïnvloed. De garantieprijzen van granen, suikerbieten, fabrieksaardappelen en melk werden verhoogd, de marktprijzen van varkensvlees en rundvlees ontwikkelden zich op een ongekend hoog niveau. Overigens leidde de grote oogst in enkele sectoren tot een groter aanbod dan de markt kon opnemen; pootaard- appelen moesten uit de markt worden genomen, terwijl de prijzen van vlas en fruit afbrokkelden. Vooral de eiersector vertoonde ook in 1964 nog een somber beeld. De, behoudens enkele uitzonderingen, gun stige resultaten van de bedrijfsvoering stemmen tot dankbaarheid. Verscheidene voormannen van de georganiseerde landbouw hebben de laatste weken, op jaarvergaderingen en bij de jaarwis seling, dan ook uiting gegeven aan deze vol doening en dankbaarheid E.E.G.-ontwikkeling Het jaar 1964 was ook voor de ontwikkeling van het landbouwbeleid uitermate belangrijk. De politieke wil van de Zes om te komen tot een gemeenschappelijke agrarische markt werd op 15 december nog eens uitdrukkelijk bevestigd door de Brusselse besluiten inzake de gemeen schappelijke graanprijs. Dat deze éénmaking per 1 juli 1967 gepaard gaat met een vrij ver keer van varkensvlees, gevogelte en eieren mag wel als het grote winstpunt voor minister Bies heuvel worden beschouwd. Deze vrijmaking is voor onze veredelingslandbouw welhaast een levensbelang. Overigens is in de grote pers aan deze ook politiek zo belangrijke beslis sing zoveel aandacht geschonken, dat wij daar nu niet verder op in behoeven te gaan. Wel mag er nog eens de aandacht op worden gevestigd, dat door de graanbeslissing en de op 1 novem ber inwerking getreden heffingsverordening van melk- en zuivelprodukten (met uitzondering van consumptiemelk) en die voor rundvlees, naast de reeds bestaande reglementen voor granen, varkensvlees, eieren, slachtgevogelte, groenten en fruit, het gebouw van de Europese Markt reeds een heel eind is opgetrokken. Inmiddels staat de ordening van de gemeenschappelijke suikermarkt en de oliën- en vettenmarkt op sta pel, terwijl ook de marktordening van groenten en fruit nog verder zal worden uitgebouwd. Er zijn nog zorgen Toch wil dit alles niet zeggen, dat de toekomst er voor onze land- en tuinbouw nu zoveel roos kleuriger uitziet, dat er geen zorgen meer zijn. Allereerst blijkt thans reeds, dat het gemeen schappelijk prijsbeleid onvoldoende ruimte biedt om de steeds voortgaande kostenstijgingen te kunnen opvangen. De Nederlandse tarweprijs kan niet verder worden verhoogd. Ook voor melk en rundvlees is de speling bijzonder klein geworden. De landbouw zal nu het beleid niet meer in Den Haag maar in Brussel wordt gemaakt thans vooral moeten aansturen op verbetering van dit gemeenschappelijk beleid. En wel op tweeërlei wijze. Enerzijds in nauw samenspel met de collega's uit andere partnerlanden; men zal een gemeen schappelijk „Groen Front" moeten vormen. An- 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 9