Een jaar met karakter Het afgelopen jaar is geweest een jaar met een scherp getekend profiel; we zouden kunnen zeg gen: „een jaar met karakter"! Daarbij gelukkig ook een goed jaar! Maar vooral echter een jaar, dat, door een reeks gebeurtenissen in het economische en financiële vlak, allerminst kleurloos is verlopen, maar dat juist karakteristiek is geweest voor de tijd waarin wij leven en dat bepaalde karaktertrekken van onze organisatie scherp heeft doen uitkomen. Spanningen en maatregelen Het begin van 1964 heeft de grootste loonoperatie van na de oorlog te zien gegeven. Hoewel velen met zorg de gevolgen van deze loonontwikkeling tegemoet zagen, bleek onze economie toch voldoende veerkrachtig om de ondervonden schokken te absorberen. De spanningen traden vooral in de eerste helft van het jaar op. De consumptieve bestedingen namen sterk toe en dit leidde tot grote tekorten op de betalingsbalans over het eerste en het tweede kwartaal. Een sterke vermindering van de liquiditeit van het bedrijfsleven was daarvan het gevolg. De grote consumptieve vraag vormde voor het bedrijfsleven een prikkel tot verdere expansie, waartoe investeringsmiddelen gezocht werden, ook al moest daarvoor een betrekkelijke hoge rente betaald worden. Teneinde onze economie behulpzaam te zijn bij het hervinden van een aanvaardbaar evenwicht, werd het regeringsbeleid gericht op het beperken van de bestedingen. In het bijzonder werden de investeringen in het algemeen afgeremd. Evenals in de jaren 1956/57 werd door de regering en de Nederlandsche Bank het middel van kredietbeperking gehanteerd. De banken, die het gestelde kredietplafond hadden doorbroken, moesten grote bedragen als renteloos deposito bij de Nederland sche Bank aanhouden. Ook werd het officiële disconto een en andermaal met een half procent verhoogd. Binnen onze organisatie werd, vooral in de eerste vier maanden van het jaar, een zeer sterke toeneming van de uitzettingen geconstateerd tegenover een,althans in vergelijking met 1963 mindere toeneming van de toevertrouwde middelen. Veel zorg moest daarom besteed worden aan de liquidi teit van onze organisatie. De Centrale Bank zag zich enkele malen gedwongen wijzigingen te bren gen in de geadviseerde debetrente en spaargeldrente. Door een wijziging in de dispensatieregeling werden de uitzettingen van de banken beperkt. Aan het einde van het jaar kon geconstateerd worden, dat de genomen maatregelen het be oogde effect hebben gehad. Een voorzichtig dispensatiebeleid blijft echter voorshands noodzakelijk. Bij alle pogingen om de liquiditeitspostie te bewaken en te verstevigen, is onverminderd voorop blijven staan het streven om de eigen kring, zowel het agrarische als het niet-agrarische deel daar van, in zijn normale financieringsbehoeften te blijven helpen. In dit streven is onze organisatie, evenals in vroegere perioden van kredietbeperking, geslaagd. Dr. Verhage wees in een rede van oktober 1964 voor de Centrale Ringvergadering op de noodzake lijkheid van de door de Centrale Bank genomen maatregelen en merkte daarbij op: „Wanneer de Centrale Bank deze maatregelen niet zou hebben genomen, dan staat het bij mij buiten twijfel en de gemaakte berekeningen ondersteun dit dat wij nu in een situatie zouden verkeren, waarin wij ook de normale financieringen niet meer zouden kunnen doen plaatsvinden". Middelen en uitzettingen Frappant is, dat de loonexplosie geen merkbaar gunstige invloed op het sparen heeft gehad. Ook de ervaringen van andere spaarinstellingen wijzen in deze richting. Het spaarverloop bij onze banken vertoonde niet het patroon van 1963, maar dat van de jaren daarvoor. De spaarresultaten over de eerste vier maanden staken met een aanwas van 53,9 miljoen ongunstig af tegenover de 119,8 miljoen waarmede de spaargelden per eind april 1963 waren toe genomen. In het tweede halfjaar zijn de spaarresultaten echter veel beter geworden. November leverde zelfs een ongekend hoog overschot op van 50 miljoen. 2

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 4