Opleidingscursus en praktijk
Het ligt voor de hand, dat zowel een op
leidingscursus als de praktijk een goed uitgangs
punt kunnen zijn om zich voor te bereiden op
een functie.
De praktijk wordt vaak en terecht de
beste leerschool genoemd. Daarbij wordt dan
stilzwijgend aangenomen, dat de werksituatie
zodanig is ingericht, dat deze voor de op te
leiden functionarissen voldoende ontplooiings
mogelijkheid biedt.
Voor zover de werksituatie aan die voor
waarde niet voldoet, dient te worden nagegaan
hoe daarin verbetering kan worden gebracht.
Veel komt het nog voor, dat tegen de aan
komende functionaris, die zich in een nieuwe
taak moet inwerken, wordt gezegd: ,,Ga maar
eens een uurtje over de schouder van Piet
kijken. Hij doet dat werk al jaren." Helpt dat de
leerling veel verder? Of is het zelf doen een
voorwaarde om wezenlijk iets te leren? Moet
men de moeilijkheden niet zelf ondervinden,
deze zelfstandig doordenken, wegen en een
eigen oplossing vinden? Hoe begrenst men het
risico als die eigen oplossing niet de ideale
blijkt te zijn?
Welke zijn onder bepaalde omstandigheden
de opleidingsmogelijkheden in de praktijk bij
veel of weinig personeel? Bij al of niet scherp
afgebakende taken. Hoe beoordeelt men de op
leidbaarheid van de mensen? Op welke wijze
kan worden bevorderd, dat opgeleide mede
werkers ook in aanmerking komen voor be
noemingen bij zusterbanken?
Dergelijke vragen zijn zeker waard in de
voorjaarsbijeenkomsten van de discussiegroe
pen, die in het teken van de opleiding zullen
staan, te worden besproken.
Onverschillig of de opleiding haar begin vindt
in een cursus of in de praktijk, in beide gevallen
zal men met de nodige inspanning wel tot goede
resultaten kunnen komen. Overigens zal het
nodig zijn, dat de functionaris, die een cursus
heeft gevolgd, daarna gedurende een aantal
jaren de praktijk beoefent in een aankomende
functie. Ook voor hem zal gelden, dat slechts
zijn prestaties zullen uitwijzen of hij voor een
promotie in aanmerking kan komen.
Centrale Bank en aangesloten banken zijn
beide bij de opleiding betrokken. De functiona
rissen van de Centrale Bank, die bij het doceren
en het samenstellen van de nota's en de lessen
een taak krijgen, zullen dit met gebruikmaking
van de uit velerlei bronnen vergaarde praktijk
kennis moeten voorbereiden. Daarnaast zal de
praktische training op een lokale bank, met in
stemming van het bestuur en onder toezicht van
de directeur of een andere leidinggevende
functionaris, vanaf het begin van de opleiding
een onmisbaar element zijn.
Hulp van een „reserve"?
In de loop van enkele jaren kan misschien
een „reserve" worden opgebouwd uit de cur
sisten, die in de organisatie op wisselende
plaatsen de praktijk beoefenen. Zij kunnen tijde
lijk inspringen bij plotseling ontstane vacatures
en tijdens ziekte; ook zouden zij mogelijk de
directeur/kassier van een „éénmansbank" kun
nen vervangen tijdens zijn vakantie of tijdens
zijn bezoek aan vergaderingen, voorlichtings
dagen en mogelijke bijscholingscursussen.
In zijn praktijkjaren kan de opgeleide cursist
zich bij grotere banken onder meer trainen in
het beheren van specialiteiten, zoals b.v. effec
ten, assurantiën, buitenlandse betalingen, kre
dietverlening en administratie. Mogelijk kan de
leiding van de desbetreffende bank deze tijd
benutten om „zittende" functionarissen tijdelijk
te betrekken in andere activiteiten.
Het is echter duidelijk, dat van een „reserve"
wel in bepaalde gevallen een gunstige werking
kan uitgaan, maar dat deze invloed steeds be
perkt zal zijn en van tijdelijke aard.
Bij het bestaande personeel kan horizonver
wijding, in afwachting van eventueel later te
organiseren cursussen, op verschillende manie
ren worden nagestreefd. Door tijdelijke wisseling
en onderlinge vervanging van functies. Door
elkaar te doen betrekken in de dagelijkse con
trole en de bespreking van de dagelijkse eind
resultaten van eikaars specialiteiten. Doch ook
doordat, uitgaande van de leiding, korte be
sprekingen worden gearrangeerd, waarin over
en weer informaties worden uitgewisseld en
26