Financieel overzicht De koersdaling van staatsfondsen in 1964 Wanneer wij, zoals gebruikelijk bij de intrede van een nieuw kalenderjaar, een vergelijking trekken met de toestand van een jaar geleden, dan willen wij allereerst het oog richten op de obligatiemarkt. Het blijkt ons dan dat het meren deel der staatsleningen drie punten tot ten hoogste vier punten lager noteert dan aan het einde van 1963. Alleen de 31/2 lening Neder land 1947, de z.g. Staffellening, geeft nog een netto achteruitgang van circa 6 punten te zien, bij een koers per 30 december jl. van 80%. Maar de 41/2 lening Nederland 1958 daalde in 1964 netto slechts van 98% tot 95 en de 41/2 lening Nederland 1960 I van 98% tot 94%. De dalingen zijn kleiner naarmate het leningen betreft met een lagere rentevoet, zoals b.v. de 3% lening Nederland 1954, die einde 1964 83% noteerde tegen 86% einde 1963. Dit laatste verschijnsel valt te verklaren uit het feit, dat de leningen met een lage rentevoet met een aanzienlijk disagio kunnen worden gekocht, het geen een belastingvrije vermogensaanwas ver zekert in geval van aflossing. Dat verhoogt de aantrekkelijkheid van die „disagio-leningen", ter wijl het belastingvoordeel in een relatief hogere koers tot uitdrukking komt. Men zal dan een relatief hoger rendement eisen van leningen die dat voordeel niet of in mindere mate bieden. Vandaar dat deze laatste een naar verhouding groter koersverlies te zien geven. Dat de verliezen ten opzichte van een jaar tevoren zo betrekkelijk nog meevallen, is te dan ken aan het vrij krachtige herstel, dat in de laatste maand van 1964 kon intreden. Dat herstel is met koersverbeteringen tot circa 2 punten gepaard gegaan. Zo steeg de 41/2 Staatslening 1958 in december 1964 van 93 1/8 tot 95 en de 41/2 Staatslening 1960 1 van 93 tot 94%. Stijging van rendement De stijging van de rente komt uiteraard duide lijker nog tot uitdrukking in de effectieve rende menten, die uit de genoteerde koersen kunnen worden herleid. Zo kan het gemiddelde rende ment van de 41/2 Staatslening 1963 bij een koers van 931/2 per 30 december jl. op 5,2 worden becijferd, waartegenover de koers van 9815/ió die voor genoemde lening einde 1963 werd genoteerd, slechts uitkomt op een effectief rendement van 4,61 Voor de 3% Staats lening 1950 komt het rendement einde 1964 verder uit op 5,06% tegen slechts 4,71 einde 1963. Voor de 31/2 Nederlandse Grootboek was het rendement einde 1963 voorts 4,81 tegen 5,03 per einde december jl. In het algemeen kan worden vastgesteld, dat het rendement tot circa een half procent hoger is dan een jaar tevoren. Geconcludeerd kan verder worden, dat de rentestijging naar ver houding het minst geprononceerd op de staats- fondsenmarkt aan de dag is getreden en dat deze voor de pandbrieven en particuliere obli gatieleningen een kwart tot een half procent groter is geweest dan bij staatsleningen het geval was. Zo werpt de 4% lening 1952 van de Bank voor Nederlandse Gemeenten per einde 1964 een effectief rendement af van 5,54 terwijl dat einde 1963 slechts 4,80% bedroeg. Voor de 4% lening 1952 van de Bank voor Neder landse Gemeenten komt het effectieve rende ment per einde 1964 uit op 5,53 tegen 4,93 einde 1963. Daarentegen bedraagt het voor de 6% lening van genoemde instelling van 1957 slechts circa 5,6 tegen een jaar tevoren nog 5,28 De verklaring voor dit betrekkelijk kleine verschil schuilt in het feit, dat de notering van deze lening bij een koers van 105 een agio vertoont van 5dat bij aflossing a pari uiteraard geheel verloren gaat. Hier ziet men dus een tegengestelde werking als die welke wij hierboven signaleerden voor leningen, die met een aanzienlijk disagio noteren. Van de buitenlandse guldensleningen noemen wij de 4%% K.S.G.-lening 1962, die bij een koers van 92% einde 1964 een effectief rende ment afwerpt van 5,90%, doch einde 1963 bij een koers van 98% slechts een rendement gaf van 4,96 Voor de 4% lening Wagon-Lits 1961 was het rendement resp. 5,93% en 5,14% voor de 5 Oslo 1961 thans 5,85 en een jaar tevoren 4,96 Zien we ten slotte naar de particuliere lenin gen dan kunnen wij een rendement vaststellen 17

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1965 | | pagina 19