derzijds behoort er echter ook voor te worden
gezorgd dat de Nederlandse regering bij de
vorming van het gemeenschappelijk beleid de
eigen, nationale belangen goed in de gaten
houdt. Vooral wanneer het nationalistisch stre
ven, waarbij ieder in de eerste plaats aan zich
zelf denkt, in andere landen de kop opsteekt,
zullen wij onze belangen niet mogen opofferen!
Hierbij vormt ook een groot probleem dat de
nationale regeringen zich straks gemakkelijk
achter Brussel kunnen verschuilen; dat de mi
nisters politiek ongrijpbaar zijn, omdat ze tegen
over het nationale parlement geen verantwoor
ding behoeven af te leggen.
Concurrentievervalsende subsidies
Een veel groter gevaar dreigt echter, wanneer
weliswaar de markt wordt vrijgemaakt en be
lemmeringen in het handelsverkeer worden op
geheven, doch daarvoor een andere concur
rentievervalsing in de plaats treedt, nl. in de
vorm van subsidies. Thans worden in enkele
landen met name in Duitsland en Frankrijk
reeds grote bedragen uitgekeerd voor sub
sidiëring van investeringen in de produktiesfeer,
aan individuele bedrijven en bedrijfsonderdelen.
Blijkbaar probeert ieder land nog voordat
we met zijn zessen een groot economisch ge
heel vormen met koortsachtige ijver zijn
eigen positie zoveel mogelijk te versterken. Men
doet dat onder het mom van het inhalen van
achterstanden en het rechttrekken van concur
rentieverhoudingen. Het is echter duidelijk dat
daardoor deze verhoudingen juist ten opzichte
van Nederland danig kunnen worden verstoord.
Zo zal men in Duitsland, boven de door de
Gemeenschap te betalen „compensaties" voor
de verlaging van de graanprijs, een extra steun
uit de staatskas uitkeren, en wel in 1965 en
1966 ten bedrage van meer dan een miljard
mark.
Producentenorganisaties
In Frankrijk verleent men met name subsi
dies ter verbetering van de marktstructuur, dus
van het afzetapparaat. Daarbij is de steun voor
al gericht op het stimuleren van z.g. produc-
cententorganisaties. Deze hebben ten doel,
door middel van contracten, de band tussen
producent en afnemers te versterken en het
aanbod meer aan de vraag aan te passen. Op
zichzelf een loffelijk streven. Toch brengt deze
ontwikkeling het gevaar mee, dat men de eigen
nationale markt voor zichzelf gaat reserveren
en wel via door de overheid gesubsidieerde en
bindend verklaarde overeenkomsten.
Nederland, dat in zo belangrijke mate op an
dere markten is aangewezen, dient hier wel ex
tra op zijn tellen te passen.
Subsidiepolitiek in Nederland?
De door andere partnerlanden op nationaal
niveau zo grif verleende subsidies hebben in de
kringen van onze georganiseerde land- en tuin
bouw geleid tot een zeer belangwekkende dis
cussie. Deze discussie is thans in volle gang
en concentreert zich op de vraag of naast het
markt- en prijsbeleid in de naaste toekomst
hetzij nationaal of in E.E.G.-verband ook in
Nederland doelbewust moet worden aange
stuurd op een subsidiebeleid in de individuele
sfeer.
Tot nu toe beoogde het markt- en prijsbeleid
een zodanige rentabiliteit te bevorderen, dat de
continuïteit van landbouwbedrijven althans
voor zover deze wat betreft de organisatie van
de produktie aan bepaalde minimum voorwaar
den voldoen gewaarborgd is. Er moet dan
sprake zijn van een redelijke beloning voor de
in de ondernemingen samenwerkende produk-
tiefactoren en van voldoende ruimte om zich te
kunnen aanpassen aan de wijzigingen in de pro
duktie- en afzetvoorwaarden. Daarbij is er
steeds naar gestreefd, dat de in het kader van
het markt- en prijsbeleid geldende producenten
prijzen op zichzelf voldoende zouden zijn om de
beoogde rentabiliteit te verwezenlijken. Hoewel
om praktische redenen voor sommige produk-
ten de prijzen mede door een toeslag werden
gerealiseerd (melk en voergranen lichte gron
den) heeft men het in Nederland toch steeds
als ideaal gezien, dat de met het oog op de ge
wenste rentabiliteit na te streven producenten
prijzen volledig in de markt zouden kunnen wor
den gerealiseerd.