lossing van de lening, alsmede aan een recht op compensatie voor mogelijk verlies van het kapi taal. Op deze wijze begon de rente geleidelijk het meer samengestelde karakter te krijgen van vergoeding voor het gebruik van geld en voor het risico van kapitaalverlies. Middeleeuwen Niettegenstaande de anti-woekerwetten waren in middeleeuws Europa nog pandjeshuizen (lommerds) werkzaam, die herhaaldelijk tarieven afpersten tot soms 300 per jaar. Door middel van heffingen werden door Venetië, Florence en Genua van rijke ingezetenen leningen afge dwongen, waarbij de (onvrijwillige) geldgevers recht op een rente„vergoeding" konden doen gelden. Een meer normaal beleggingsobject van die tijd, dat veel gezocht werd, was de „census", een recht op jaarlijkse vergoeding voor het ge bruik van vruchtbaar land. Een dergelijke „census" werd door boeren, edelen en staten regelmatig verkocht. Aanvankelijk werd de „census" in natura (aandeel in de oogst) voldaan en werd verkoop van een „census" beschouwd als een recht op toekomstige produkten. Later, toen de jaarlijkse vergoeding ook in geld werd voldaan, werd de „census" beschouwd als een recht op toekomstig geld. Een andere veel gebruikte vorm van belegging was een depositocontract inzake bewaring van goederen en geld, waarvan het ontstaan terug ging naar de Griekse en Romeinse tijden, moge lijk zelfs nog naar vroeger tijden. Gedurende de 11e en 12e eeuw begon de handel in Europa op te leven. In weerwil van de anti-woekerwetten waren regeringen en han del genoodzaakt alles in het werk te stellen om hun activiteiten te financieren. Er ontwikkelde zich een soort handelscode tussen kooplieden, terwijl het handelskapitalisme zich sterk uit breidde. In die tijd werden in Engeland door particuliere handel en overheid leningen afgesloten tegen een rentevoet van 10 a 16 per jaar. Indien uitstekende zekerheid kon worden geboden, beliep de rente voor persoonlijke leningen on geveer 2 pence per Pond per week, of een jaar- 396 percentage van ongeveer 43 In Nederland sloten kooplieden herhaaldelijk geldleningen af op lange termijn tegen een rentepercentage van 8 a 10 per jaar. De hoge rentevoet voor persoonlijke leningen gaf gedurende de 13e eeuw op grote schaal aanleiding tot klachten. Regeringen trachtten wettelijke plafonds vast te stellen bij overschrij ding waarvan men zich schuldig maakte aan woeker. In Milaan en Genua bedroeg het wette lijke plafond 15% per jaar. In Engeland werd het plafond voor pandjeshuizen vastgesteld op 4373% Per jaar. In Italië, dat toen het domi nerende financiële centrum van Europa was, waren rentetarieven van 20 tot 25 per jaar voor goede handelskredieten normaal. De middeleeuwse handelsuitbreiding vond haar hoogtepunt in de 14e eeuw. De handel ont wikkelde zich in diverse vormen en de rente tarieven waren naar verhouding hoog, waarbij de grote vraag naar financieringsmiddelen niet naliet ook de woeker weer te stimuleren. Bij internationale transacties werd b.v. heimelijk rente berekend door middel van hogere wissel koersen. In Nederland berekenden de lommerds aan hun debiteuren dikwijls niet minder dan 50 en bij gelegenheid zelfs meer dan 100%, of schoon het wettelijk plafond was vastgesteld op 43V3 per jaar. In Italië werden in sommige gevallen voor leningen met consumptieve doeleinden rente tarieven tot 50 berekend, terwijl het gebruike lijke rentetarief voor goede handelskredieten variëerde van 10% tot 25% per jaar. Lommerds in Brussel vergoedden 10% per jaar voor deposito's, terwijl de rentevergoeding voor bankdeposito's in Italië 5% a 10% per jaar beliep. Overgang naar geldeconomie In de 15e eeuw, toen Europa vele grote kapi talisten met uitgebreide en gevariëerde belangen telde, onderging de economie een trapsgewijze gedaanteverwisseling in een geldeconomie, waarbij geld en krediet een centrale rol begon nen te spelen. Meer en meer vorsten waren ge noodzaakt zich tot diegenen te wenden van wie

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 38