Kakende haringvissers de laatste jaren zo gegroeid.dat er ernstig tekort aan bemanning is ontstaan. De landbouw daar entegen stoot steeds meer personeel af. Het blijkt echter, dat naar verschillende vissers plaatsen enige afvloeiing uit de landbouw plaats vindt, waardoor de band tussen visserij en land bouw verder verstevigd wordt. a. De kleine zeevisserij De kleine zeevisserij wordt met ongeveer vijf honderd vaartuigen uitgeoefend. Belangrijke centra zijn Urk, Den Oever op Wieringen, Oosterend op Texel, Katwijk aan Zee en Goede reede. Men vist met motorkotters tot ongeveer vijftig mijl uit de kust op voornamelijk tong en schol. Tong is min of meer de basis van de kotter- visserij. De vangstmogelijkheden zijn beperkt, doch de vraag in België, Frankrijk en Italië is groot. De strenge winter van 1962/63 heeft veel tong doen doodvriezen, zodat in 1963 de tong vangsten geringer waren. In de komende jaren zal zich dit kunnen herstellen. De kleine zeevisserij heeft een spectaculaire ontwikkeling doorgemaakt. In 1954 waren er 250 kotters in bedrijf, die gezamenlijk bijna 19 miljoen gulden besomden. In 1963 was het aantal kotters verdubbeld en bedroeg de totale besomming bijna 58 miljoen gulden. Het gemid delde motorvermogen verdubbelde eveneens van ongeveer 125 pk tot 250 pk. Deze snelle ont wikkeling was mogelijk, doordat de motor lang zamerhand voor de visserij voldoende bedrijfs- zeker was geworden. Bovendien werkt de motorkotter aanzienlijk goedkoper dan de kleine stoomtrawler der rederijen, die dan ook geheel verdrongen zijn door de moderne kotter. De kottervissers zijn de kleine zelfstandigen in de visserij. Zij investeren in hun kotter onge veer twee tot driehonderdduizend gulden. Zij hebben meestal zelf slechts weinig eigen midde len zodat er veel moet worden geleend. De ervaringen met de kottervissers zijn gunstig. Dikwijls wordt het krediet sneller afgelost dan overeengekomen. Het L.E.I.-rapport geeft een duidelijk inzicht in de bedrijfsresultaten. Wat opvalt is de wissel valligheid. Het ene jaar is aanzienlijk gunstiger dan het andere jaar. De factor natuur speelt daarbij veelal een belangrijke rol. Evenals in de land- en tuinbouw levert een jaar met geringe vangst dikwijls een beter resultaat op dan een jaar met grote vangst. In de kottervisserij vist men veelal op maat schap, d.w.z. dat de bemanning uitsluitend een deel van de opbrengst van de vangst als loon ontvangt. De bemanning heeft dus een wissel vallig inkomen. Om een goed inzicht in de financiële resultaten van de kottervisserij te krijgen, moet men dus niet alleen kijken naar het netto-overschot van de schipper-eigenaar, doch tevens naar het door de bemanning verdiende „deel". Het blijkt dan dat de bemanning in de afgelopen jaren een deel verdiende dat hoger lag dan aan de wal verdiend had kunnen worden. 1962 was een goed jaar, 1963 was door de ge ringe tongenvangst en de lage haringsprijs iets minder. Over het algemeen is er echter reden tot tevredenheid. Men heeft, zij het met hoge kredieten, de vloot snel kunnen vernieuwen en vooral uitbreiden. Een moeilijkheid vormt het tekort aan bemanning, dat langzamerhand is ontstaan. Oude vaartuigen met een gering motor vermogen komen daardoor aan de kant te liggen. b. De garnalenvisserij De garnalenvisserij wordt uitgeoefend met kleine kotters langs de gehele Nederlandse kust 389

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 31