De visserij in 1963
In verschillende plaatsen langs onze kust zijn
er vissers lid of spaarder bij de plaatselijke raif-
feisenbank. Niet zelden is de visserij ook in het
bestuur van de bank vertegenwoordigd. Het zijn
echter niet alleen spaargelden, doch ook hypo
thecaire scheepskredieten, die onze banken met
de visserij verbinden. Het is daarom dat met
temeer belangstelling het wel en wee van de
visserij wordt gevolgd.
Een onlangs door de afdeling Visserij van het
Landbouw-Economisch Instituut uitgebracht ver
slag over de bedrijfsresultaten van de visserij
in 1963 is aanleiding uw aandacht voor de vis
serij te vragen.
Uit het verslag blijkt, dat de visserij niet min
der afhankelijk is van de natuur dan de land- en
tuinbouw. 1963 is daarvan een duidelijk voor
beeld. Na enige jaren van matige haringvangsten
met een dieptepunt in 1962 gaf 1963 een over
vloediger haringvangst. Juist zoals in de land
bouw leidde de grotere produktie tot een ver
liesgevende exploitatie. De tongenvangst was in
1963 slecht als gevolg van de strenge winter
1962/63, waarin veel tong doodvroor. In de
komende jaren zal zich dit wel weer herstellen.
Dit laatste kan men niet zeggen van de Zeeuwse
oestercultuur. Door de langdurige strenge vorst
zijn vrijwel alle oesters doodgevroren. Wel zou
het met behulp van aanzienlijke investeringen
mogelijk zijn de oestercultuur weer op te bou
wen, doch in verband met de afsluiting van de
Zeeuwse zeegaten heeft dat geen zin meer.
Een andere overeenkomst met land- en tuin
bouw is de afhankelijkheid van de export. De
waarde van de uitgevoerde vis ligt zelfs boven
die van de waarde van de aanvoer.
De tabellen 1 en 2 geven een beeld van de
aanvoer en de uitvoer. Ten aanzien van de aan
voer zijn de grote en de kleine zeevisserij het
belangrijkst. De overige takken van visserij zijn
echter wel weer van belang wat de aantallen
vissersvaartuigen betreft.
De uitvoer heeft betrekking op alle aange
voerde vissoorten; verse zeevis, haring, mosse
len, oesters, garnalen en visconserven.
Dank zij de liberalisatie van de invoer van vis
in de omliggende landen en de inwerkingtreding
van de Europese Economische Gemeenschap
zijn de uitvoermogelijkheden aanzienlijk toege
nomen.
Wij zullen thans verschillende takken van
visserij nader beschouwen.
Vloot, aanvoer en opbrengst van de Nederlandse visserij Tabel 1
Totaal
Grote
Kleine
Garnalen
IJsselmeer-
Mossel-
Oester
Overige
zeevisserij
visserij
visserij
kwekerijen
cultuur
visserij
1. Aantal vissersvaartuigen
1961
199
560
385
373
260
1962
169
575
354
318
261
1963
161
603
368
279
261
II. Aanvoer in min. kg
1961 302
139
55
14
13
74
3
4
1962 282
91
68
14
10
84
2
13
1963 313
119
78
21
10
78
7
III. Opbrengst in min. gulden
1961 142
59
46
9
9
9
7
3
1962 163
61
65
11
6
10
7
3
1963 143
55
58
11
6
9
2
2
386