Financieel overzicht Voortgezette rentestijging De maand november heeft een verdere koers daling op de obligatiemarkt te zien gegeven. Grote afmetingen heeft deze weliswaar niet aangenomen, zoals men ook uit onze maande lijkse koerstabel. die aan het einde van dit over zicht is afgedrukt, kan aflezen. Maar het feit, dat de daling nog niet tot staan is gekomen, is toch kenmerkend te achten voor de toestand, waarin onze kapitaalmarkt zich bevindt. De vraag naar kapitaal, d.w.z. naar kort en naar lang krediet, overtreft de beschik bare middelen, wat zijn oorzaak voornamelijk vindt in drie factoren: de politiek van krediet beperking van de Nederlandsche Bank, het aan zienlijke tekort op de betalingsbalans en de toe genomen behoefte in en buiten het bedrijfs leven aan kapitaal, ter financiering van lang lopende investeringen. Het vooruitzicht van de grote lening van de Nederlandse Gasunie heeft daarbij zijn scha duwen vooruit geworpen en een ongeanimeerde stemming op de obligatiemarkt teweeg ge bracht. Hoewel in het licht daarvan de weer stand die werd geboden betrekkelijk nog is meegevallen, bewoog de notering van de nieuwste 5% lening van de Nederlandse Staat, die medio oktober werd uitgegeven, zich einde november slechts op een niveau van 98'Vi6 d.i. een half punt beneden de stand van einde oktober en slechts 3/u% boven emissieprijs. En dan te bedenken, dat bij de inschrijving om deze lening werd gevochten, waardoor slechts 0.118% op het abnormale in schrijvingsbedrag van 170 miljard (tegenover een leningsbedrag van slechts 200 miljoen) kon worden toegewezen. In het voetspoor hiervan gold voor de nieuw ste lening van de Bank voor Nederlandsche Ge meenten, die vrijwel tegen dezelfde voorwaar den en met dezelfde rentevoet op 5 november jl. slechts 981/2 werd geëmitteerd, aan het einde van de afgelopen maand een koers van slechts 97% dus punt beneden de emis- siekoers. Het behoeft geen betoog, dat het rendement dat bij aankoop kan worden verkregen, stijgt naarmate de koersdaling verder voortschrijdt. Het effectieve rendement van laatst genoemde lening kwam dan ook reeds uit op 5,48%, dat is circa 0,1 meer dan eerstgenoemde staats lening afwierp. Geldstroom naar Nederland Hoewel de valutacrisis in Engeland, die zich in de tweede helft van de vorige maand heeft afgespeeld, de terughoudenheid op onze obli gatiemarkt eveneens in de hand heeft gewerkt, kan de teruglopende tendens op onze obligatie markt toch moeilijk op rekening daarvan wor den geschreven. Want de discontoverhoging van 5 tot 7 waartoe de Bank van Engeland is overgegaan en die, in mindere mate, door de Verenigde Staten en Canada werd nagevolgd, heeft op de Nederlandse geld- en kapitaalmarkt geen nieuwe verkrapping teweeg gebracht. Het tegendeel is het geval geweest: op nog grotere schaal dan tevoren heeft het Neder landse bankwezen kortlopende saldi uit het buitenland gerepatrieerd en in Nederlandse guldens omgezet, met als gevolg, dat de om vang van de op onze geldmarkt beschikbare liquiditeiten niet af- doch toenam. Geheel in overeenstemming hiermee liet de Nederland sche Bank een verhoging van het officiële dis conto, dat in juni jl. van 4 op 41/2 was ge bracht, voorshands achterwege. Gezien het feit, dat er in het buitenland toch reeds een sterke geneigdheid bestond om beschikbare liquidi teiten naar Nederland over te brengen, teneinde deze voor aankoop van en inschrijving op Ne derlandse obligaties te gebruiken, zou een dis contoverhoging deze tendens slechts hebben kunnen versterken. Dat de Britse discontover hoging geen stimulans vormde voor nieuwe Nederlandse uitzettingen in Londen vond zijn verklaring in de hoge kosten die zuiks met zich bracht wegens de lage koers van termijn ponden, waardoor het gunstige renteverschil vrijwel geheel aan de z.g. ,,swap"-kosten ver loren zou gaan. De steun aan het pond Zoals men weet bleek het krediet van het Internationaal Monetaire Fonds ter grootte van 1 miljard, dat door deze instelling aan Enge land ter ondersteuning van het Pond werd ver leend, evenmin als die drastische verhoging 377

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 19