Zuivel
plotseling een marktinzinking. Blijkbaar zijn de
spinners tot de conclusie gekomen dat hun voor
ziening voldoende is gewaarborgd; zij nemen
daarom een afwachtende houding aan. Inmiddels
heeft de Westeuropese landbouw reeds scherp
op de huidige marktsituatie gereageerd door de
spinners uitdrukkelijk te waarschuwen voor de
gevolgen van het gebrek aan kooplust, nl. een
sterke inkrimping van het areaal in 1965, waar
door de toekomstige voorziening van de spin
nerij gevaar zou kunnen lopen.
Weliswaar is het internationale prijspeil voor
Nederlandse begrippen nog laag wij expor
teren onze belangrijkste zuivelprodukten op
basis van een melkprijs van 22,24,
per 100 kg maar dit prijspeil ligt niet onbe
langrijk hoger dan enkele jaren geleden.
Door een verstandig beleid zijn wij er de
laatste jaren in geslaagd betere prijzen uit de
markt te halen.
Deze betere opbrengst van de melk via de
binnenlandse markt, tezamen met de gestegen
opbrengst bij export, hebben geleid tot een ver
betering in de prijs voor de boer, voor 1964
1965 tot een richtprijs van 31,plus een
bescheiden uitloop, dank zij de gunstige markt
ontwikkeling.
E.E.G.-beleid
Inmiddels betekent de inwerkingtreding van
het E.E.G.-zuivelreglement per 1 november jl.
een ingrijpende wijziging in het tot nu toe ge
voerde melk-en zuivelbeleid. Het nieuwe systeem
houdt nl. in dat de veehouder niet meer aan zijn
trekken moet komen via een toeslag uit de
schatkist, maar rechtstreeks uit de prijzen, die
de consument voor de boter, kaas en consump-
tiemelk moet betalen. Uiteraard zal dit een forse
prijsverhoging voor de zuivelprodukten gaan
betekenen, waar evenwel voor de consument
tegenover staat, dat minder belastinggelden be
hoeven te worden opgebracht. Weliswaar komt
dit alles niet in een keer tot stand, maar in 1970
zal dit systeem toch volledig moeten werken.
Men moet het dan echter ook nog eens worden
over het gemeenschappelijk prijspeil, dat thans
in Italië het hoogst, nl. 37,7 cent en in Frankrijk
het laagst is, nl. 28,9 cent. Dat het overbruggen
van dergelijke prijsverschillen en het aanvaarden
van eenzelfde prijspeil niet eenvoudig is, blijkt
wel uit het geharrewar rond de gemeenschappe
lijke graanprijs.
Inmiddels is, eveneens per 1 november, het
gemeenschappelijk rundvleesbeleid in werking-
getreden. Ook hier heeft thans het op nationale
normen en voorschriften gebaseerde beleid
plaats gemaakt voor gemeenschappelijke „Brus
selse" spelregels, met behulp waarvan men be
oogt de marktprijs voor rundvlees op een redelijk
peil te handhaven.
Bij deze spelregels gaat men uit van een
oriëntatieprijs, die voor Nederland is vastgesteld
op 1,99 per kg levend gewicht. Wanneer nu
de marktprijs tot beneden 105% van de oriën
tatieprijs daalt dus tot 2,09 per kg dan
worden aanvullende heffingen opgelegd bij de
import uit derde landen. Verder wordt via een
interventieprijs een bodem in de markt gelegd,
welke bodemprijs voor ons land is gesteld op
1,85 per kg. Overigens schijnt de praktische
toepassing en uitvoering van dit systeem niet zo
eenvoudig te zijn als de globale spelregels doen
vermoeden. Het is te hopen, dat de regeling in
de praktijk toch doeltreffend zal kunnen werken.
Moeizaam beraad
Dat overigens ondanks de invoering van de
zuivel- en rundvleesverordening het geven
van gestalte aan het gemeenschappelijk land
bouwbeleid nog heel wat hoofdbrekens kost is
opnieuw gebleken uit de wijze waarop president
De Gaulle door het stellen van een ultimatum
bepaalde beslissingen tracht te forceren. Hoe
wel men het er over eens kan zijn dat het hoog
tijd wordt om een definitieve afspraak te maken
over een uniform graanprijsniveau in de E.E.G.,
heeft het optreden van Frankrijk de andere
partners toch wel zodanig geïrriteerd dat daar
door spanningen zijn ontstaan die een oplossing
alleen maar kunnen bemoeilijken. Het is dan ook
zeer de vraag of de regering in Bonn zal
zwichten voor deze Franse druk. Het begint er
hoe langer hoe meer op te lijken, dat het niveau
van de graanprijzen in de E.E.G. voor de positie
329