Kroniek van land- en tuinbouw
In de landbouw voltrekken zich ingrijpende structurele wijzigingen, die een grote inspanning van
het agrarisch bedrijfsleven vergen. De regering zal deze ontwikkeling met een veelomvattend
structuurbeleid blijven steunen."
Met bovenstaande woorden heeft H.M. de
Koningin, bij de opening van het nieuwe parle
mentaire zittingsjaar, de plaats en de richting
van agrarisch Nederland duidelijk getypeerd.
Deze woorden vormen ook de samenvatting
van de eerste landbouwbegroting die minister
Biesheuvel naar eigen inzicht heeft kunnen
samenstellen. In de Memorie van Toelichting
op deze begroting wordt uiteengezet wat er
van het totaal van 15 miljard staatsmiddelen
aan de landbouw ten koste zal worden gelegd
en welke plannen de regering heeft om de
agrarische bedrijfstak vooruit te helpen.
Lagere begroting
Allereerst blijkt dan uit dit staatsstuk dat
voor de landbouw in totaal minder nodig is dan
het vorig jaar. Ondanks kostenstijgingen zal uit
de belastinggelden „slechts" een bedrag van
f 638 miljoen aan de landbouw worden be
steed. Tegenover veel hogere uitgaven ten be
hoeve van het structuurbeleid staat nl., dat de
inwerkingtreding van E.E.G.-regelingen op het
gebied van markt- en prijsbeleid een meevaller
betekent voor onze schatkist van 150 miljoen.
De melksteun ten laste van de overheid wordt
nl. 88 miljoen minder geraamd, omdat vanaf
1 november a.s. de E.E.G.-partnerlanden voor
Nederlandse zuivelprodukten het volle pond
zullen moeten betalen, terwijl bovendien de
Brusselse pot de verliezen op zuivelexport naar
derde landen die ongeveer 60 procent van
de Europese prijs betalen gedeeltelijk voor
zijn rekening zal nemen. Voorts levert de ver
hoging van onze graanprijzen een batig saldo
zijnde het verschil tussen importheffingen
en restituties van 52 miljoen. Verder be
tekent dan ook nog de verlaging van de graan-
toeslag op lichte gronden van 175 tot
140 per ha een besparing op de staats
uitgaven.
Minder markt- en prijsbeleid
Door de E.E.G.-afspraken vormt het markt
en prijsbeleid geen binnenlandse aangelegen
heid meer. De prijzenpolitiek wordt nu in be
langrijke mate bepaald door de toepassing van
de reglementen op de handel in bijna alle be
langrijke landbouwprodukten. Deze reglementen
staan onder toezicht van Brussel. In de Memo
rie van Toelichting rept minister Biesheuvel
dan ook nog nauwelijks anders over het natio
nale markt- en prijsbeleid dan met verwijzing
naar de overheersende betekenis van de E.E.G.-
samenhang.
Overigens is er met betrekking tot de ver
hoging van de landbouwprijzen in het eerste
ministeriële jaar van de huidige bewindsman
wel iets bereikt. De totale geldinkomsten van
de land- en tuinbouw worden elk jaar hoger,
terwijl ook de afzetmogelijkheden zich veel gun
stiger ontwikkelen. De totale brutoproduktie-
waarde van akkerbouw en veehouderij bedroeg
in 1963 (gewaardeerd tegen marktprijzen af-
boerderij) f 5630 miljoen. De tuinbouwproduktie
had een waarde van f 1452 miljoen, waarvan
573 miljoen aan binnenlandse en 879 mil
joen aan buitenlandse afzet.
Optimistische toekomstverwachtingen
Uit de cijfers, die in de Memorie van Toelich
ting zijn vermeld, blijkt ook, dat de rentabiliteit
van onze bedrijven in 1963 aanmerkelijk is
verbeterd, terwijl verwacht mag worden, dat
wanneer 1964 zal zijn afgesloten de inkomens
een verdere stijging hebben ondergaan. Daarbij
zijn dit jaar ook de weergoden de landbouw
bijzonder gunstig gezind. Voor wat de veehou
derij betreft verwacht de minister ook voor het
komende jaar een gunstige markt voor de zui
velprodukten en mede op grond daarvan dat de
richtprijs voor de melk van 31 cent in ieder ge
val wordt gehaald en waarschijnlijk nog wordt
overschreden.
In het staatsstuk van de bewindsman valt
danook nogal wat optimisme te beluisteren met
betrekking tot de toekomsverwachtingen ten
aanzien van de inkomenssituatie en de renta-
298