Raiffeisenweek 1964 Vorig jaar heb ik voor het eerst als voorzitter van het Bestuur op de gebruikelijk geworden wijze het oktobernummer van ons blad ingeleid. Nu wij weer denken aan de Raiffeisenweek, die in deze maand valt, wil ik gaarne opnieuw enkele woorden wijden aan onze organisatie en aan de betekenis daarvan voor de financiering van de bedrijven van onze leden. Het sinds de vorige Raiffeisenweek verlopen jaar heeft een wat bewogen ontwikkeling te zien gegeven. Ik denk daarbij aan de onrust op het gebied van lonen en prijzen in de maanden rond de jaarwisseling. Deze onrust had in belangrijke mate invloed op de geld- en kapitaalmarkt. Wij zagen de rentetarieven stijgen en de financieringsmiddelen schaars worden. De spaarzin leek in die ontwikkeling af te nemen; de ontwikkeling van het sparen was in het bij zonder in de eerste maanden van dit jaar ongunstig. De moeilijkheden, die onze organisatie daarvan uiteraard ondervond, werden nog vergroot doordat de behoefte aan voorschotten en kredieten een sterke toeneming vertoonde. Het was noodzakelijk dat zowel ten aanzien van de rentetarieven als van de financiering en hierbij denk ik aan de dispensatieregeling nieuwe beslissingen werden genomen. Doordat deze beslissingen voor het gehele land moesten gelden en alleen konden worden gezien uit een oogpunt van ontwikkeling van onze gehele organisatie, konden misschien niet alle plaatselijke banken daarvoor direct het juiste begrip opbrengen. Het Bestuur koestert echter de hoop, dat door alles wat hierover intussen gezegd en geschreven is de noodzaak van deze beslissingen wordt ingezien. Hieraan mag worden toegevoegd, dat het verloop van de cijfers van de gehele organisatie erop duidt, dat deze beslissingen in hun algemeenheid een juiste koers hebben aangegeven. Het is wat ongebruikelijk dit bij het denken aan de Raiffeisenweek naar voren te brengen. Toch meen ik, dat hier alle reden voor is, omdat wij in deze snelle ontwikkelingen mogen constateren, dat het uitgangspunt in het beleid van onze organisatie gelijk gebleven is. Wij zijn er in geslaagd de behoefte aan financieringsmiddelen in eigen kring te blijven dekken en er zijn voorzorgen ge nomen om dit ook in de toekomst mogelijk te laten blijven. Daarvoor moesten uiteraard onder meer mogelijkheden voor andere beleggingen worden afgesneden. Hierbij moet men zich bewust zijn dat dit noodzakelijk was om de doelstelling van het Raiffeisenbankwezen overeenkomstig het uitgangs punt van Raiffeisen te kunnen verwezenlijken. Voor allen in onze organisatie is het goed te weten dat het „één voor allen, allen voor één" ook in die moeilijke ontwikkelingen als richtsnoer heeft gegolden. De financiering van de bij onze organi satie aangesloten leden heeft onder de moeilijke situatie in geen enkel opzicht geleden. Vorig jaar heb ik gewezen op de geleidelijke wijzigingen, die uit een voortgaande ontwikkeling van onze banken zullen voortvloeien. Dit is in de wat stormachtige maanden, die achter ons liggen, allerminst vergeten. Juist nu moeten wij denken aan alle punten, die een verdere modernisering van onze organisatie en van alle plaatselijke banken noodgedwongen zal meebrengen. Ik denk hierbij o.a. ook aan een goede serviceverlening, die voor het verkrijgen van gelden, nodig voor de finan ciering van land- en tuinbouw, uiterst belangrijk is. Laten wij gezamenlijk trachten dit dienstbetoon in de Raiffeisenweek nog eens extra tot uiting te brengen! 294

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1964 | | pagina 4